DUISTERE
MACHTEN

 

 
INTERMEZZO - hoofdstuk  15         
 
Inhoud - Sprookje - Vernietiging boerenbestaan - Agro-economische structuur
 
Cargill - Conclusie - Verbeek - Ontwikkelingen - Slot - Bijlagen - Links
 
Bestellen/Downloaden/Reageren - dDH - Duurzaamsite - Landbouwsite - Verder >>
 
 
________    
____
 
 
INTERMEZZO
 
 
In de voorafgaande hoofdstukken vertelde een Limburgse boerin hoe zij de schaalvergroting in de landbouw in haar leven ervaren heeft. We hoorden de felle kritiek van de Indiase boeren, die zich bedreigd voelen door de agro-multinationals. We bestudeerden de ontwikkelingen in Amerika, waarbij we onze aandacht speciaal richtten op de firma Cargill. En we zagen hoe de agro-concerns via hun invloed bij Westerse regeringen en supranationale instanties als de WTO, het IMF en de Wereldbank overal in de wereld de kleine en middelgrote boeren steeds verder in het nauw drijven.
In dit 'Intermezzo' over de wereldwijde veranderingen in de landbouw gaan we, aanknopend bij de eigen Groningse en Brabantse ervaringen van Herman Verbeek, op zoek naar de diepere achtergronden van de ontwikkelingen. Ook schetst Verbeek de voorwaarden voor een levensvatbaar alternatief. Hans van Heijningen zal Verbeeks verhaal voorzien van een paar kanttekeningen.

15 - 'De stad in feite dicteert wat er op het platteland
moet gebeuren in plaats van omgekeerd'

analyse en alternatief van Herman Verbeek
de grote structuur - stad en land - Wageningen - in de steek gelaten door de eigen organisaties - totalitaire monsters - geestelijke monocultuur - acht aspecten van een alternatief: prijs, grond, arbeid, energie, gezondheid, distributie van voedsel, technologie, democratie - het versteende hart - kanttekeningen - laat boeren politiek beleid formuleren - beknelling en betutteling - rond de tafel
 
 
  
Hoofdstuk 15  
 
'DE STAD IN FEITE DICTEERT WAT ER OP HET PLATTELAND
MOET GEBEUREN, IN PLAATS VAN OMGEKEERD'
 
analyse en alternatief van Herman Verbeek
 
 
Al tientallen jaren is priester Herman Verbeek intens begaan met het lot van de boeren in ons land en in de wereld. Zowel als voorzitter van de PPR, als Europarlementariër in de fractie van de Groenen en als schrijver nam hij het op voor hun belangen. Vanwaar die betrokkenheid?

Verbeek is, zoals hij zelf zegt, "gewoon een stadsjongen, geboren en getogen in de stad Groningen." Maar in de oorlog leerde hij het boerenleven grondig kennen. Omdat zijn vader gezocht werd door de Gestapo, moest het hele gezin onderduiken. Hijzelf kwam terecht op een grote boerderij in het Midden-Groningse Meeden en kon het bijzonder goed vinden met zijn tijdelijke pleegouders 'tante' Riksta en 'oom' Hessel. "Tante was door mijn vader aan de rug geopereerd en daarom mocht ze geen zwangerschap dragen. Ik was als het ware hun kind en dat ben ik gebleven tot hun dood. Ik ben op de boerderij gebleven tot de bevrijding en daarna ben ik er élke vakantie blijven komen. Ik kom nòg ieder jaar in Meeden. Er boert nu een neef van oom en tante, die ook alweer bijna 65 is en er een bedrijfsleider op heeft."

De boerderij was een gemengd bedrijf met akkerbouw, grasland en klaver, met paarden en koeien en daar de mest van, die weer op de akkers ging. De ecologische kringloop was nog intact. "Het was een boerderij naar Groningse maat van, denk ik, 65 hectare. Er waren zeker zes vaste arbeiders het hele jaar door en 's zomers nog vier erbij. Het werk gebeurde nog helemaal met levende trekkracht, met vier span paarden. Er stonden altijd een paar merries drachtig en er waren ook altijd een paar enters en twenters (= één- en tweejarige paarden, jps). Daar heb ik ontdekt dat het een misverstand is als zou de melk en de groente van Albert Heijn komen. Eten, voedsel komt van de grond." De lange rijen mensen op hongertocht maakte diepe indruk op de jonge Herman en het drong tot hem door hoe belangrijk eten voor mensen is.

In Meeden heeft Verbeek de landbouw voor zijn ogen zien veranderen. "Toen oom vlak na de bevrijding een afgedankte Canadese legerjeep kocht, was dat het begin van de mechanisatie. Toen kwam het Marshallverdrag, waarbij de door de oorlog verwoeste landen van Europa dollars kregen. Die moesten ze natuurlijk wel in Amerika besteden, waar de industrie van oorlogsproduktie op vredesproduktie moest omschakelen. Toen kwam de eerste tractor en als je een tractor hebt moet je ook alle hulpstukken langzamerhand aanschaffen, bijvoorbeeld de zichtmachine (= maaimachine, jps). Daarna verscheen de combine en gingen geleidelijk aan de paarden weg. En ook de arbeiders." Om de machines zo rendabel mogelijk in te zetten moest er grond bijgekocht worden. Het eind van het liedje is dat de boerderij nu twee keer zo groot is, 120 hectare. "Maar het inkomen is ver omlaag gegaan."
 
 
De grote structuur

Verbeek benadrukt dat het "verjagen" van de kleine en middelgrote boer een wereldwijd proces is. Als ik hem vraag de economische structuur te schetsen die de vernietiging van zoveel boerenbedrijven veroorzaakt, komt hij met een scherpe diagnose op de proppen. "Ik ben van mening dat het systeem van de kapitalistische markt, die doorgaat voor de 'liberale' markt, de 'vrije' markt, een totalitair systeem is. Want het geld moet altijd winnen, letterlijk winst maken. Die winst moet ergens uitgezogen worden. Nu zijn er verschillende partijen die niet opgewassen zijn tegen die geldmacht, geen tegenmacht kunnen vormen. Ik noem die altijd de drie A's: Arbeid, Armoede en Aarde.
Willen de concerns in de concurrentieslag overeind blijven, dan moeten ze goedkoper produceren dan hun concurrenten. Dan alleen kunnen ze winst maken en kunnen ze hun aandeelhouders behouden. De eigenlijke concurrentie is dus concurrentie in bezuinigen: wie weet de meeste kosten te schrappen? Natuurlijk kan je het meest bezuinigen op de grootste kostenpost: loonarbeid. Dus het systeem móet stelselmatig arbeid uitstoten. Dat is het verhaal van zojuist: eerst nog zes arbeiders 's winters en 's zomers tien; en nu moet de laatste arbeider, de boer zelf, het boerengezin, weg.
De arbeiders die niet hun baan verliezen, maar die in het arbeidsproces blijven, omdat ze onmisbaar zijn, bijvoorbeeld als computerbediende, of als lid van een boerengezin, die worden in dat concurreren op goedkoopte, concurreren in bezuinigen, systematisch overstresst. Want ze moeten mee in dat steeds meer produceren, per mens, per uur, per machine waaraan ze werken, per dier, per plant, per hectare grond. Dat is de eerste A die in het systeem het loodje legt."

De tweede A staat voor Armoede, voor mensen die in armoede leven en niet meetellen in de markteconomie, simpelweg omdat ze geen koopkracht hebben. Verbeek: "Dat is de mondiale verpaupering van honderden miljoenen mensen, in alle varianten: van de nieuwe armoede in de rijke landen, tot de totale onderklassen in een oorlogssituatie, van de onleefbare slums, het verlaten platteland - wat dan in handen van grootgrondbezitters valt - tot de aids-epidemieën."
We zien dan overconsumptie hier in het Westen en onderconsumptie daar in de Derde Wereld. "Je hebt die bekende getallen dat 20 procent van de wereldbevolking 85 procent van alle grondstoffen, de eindige reserves van de aarde, opeist. En dus ook 85 procent van het afval, het vuil, de vernietiging van de aarde, het broeikaseffect enzovoort enzovoort veroorzaakt. Dan zijn we bij de derde A: de uitputting van de Aarde."

"Eerst wil ik definiëren wat aarde is. Dat is in mijn optiek de enige en eerste arbeidskracht die we hebben. Zij alleen kan leven voortbrengen, met water, licht en lucht, met fotosynthese in planten, met dieren en uiteindelijk in de evolutie de mens. Dus ik definieer 'aarde', 'grond' primair als arbeidskracht. En 'arbeid' definieer ik dan als het voortbrengen van leven en levensmiddelen - prachtig Nederlands woord.
Die aarde, in al haar ecologische samenhangen, biotopische complexiteit en harmonieën en dynamiek, die kan zich niet organiseren, niet maatschappelijk laten gelden. Dat is essentieel, denk ik, bij het milieuprobleem. Kunnen de arbeiders nog enigszins vechten, met vakbonden, met stakingsrecht, met stemrecht, de natuur is maatschappelijk een nul. Ze kan niet staken, ze kan geen vakbond oprichten, ze heeft geen stemrecht, ze kan niet een rekening sturen. De natuur is dus een nog verder geproletariseerde arbeidskracht als de arbeiders. Of we het nou hebben over de trekhond van vijftig jaar geleden, of het varken van nu dat al in vier, vijf maanden slachtklaar moet zijn."

"Landbouw heeft als geen ander met deze drie A's te maken. Zij werkt voor en te na met Aarde, met natuur. Zelfs als je tomaten op substraat in kassen teelt, uiteindelijk komen die planten altijd weer uit de natuur. De Armoede: doordat wij mensen mondiaal stelselmatig van hun grond verdrijven en dus van hun voedsel-zelfvoorzieningsrecht beroven, veroorzaken wij armoede, produceren wij de hongerige mens.
En de Arbeid: landbouw is in oorsprong niets anders als meearbeiden met die arbeidende natuur, die leven en levensmiddelen voortbrengt. Die agrarische arbeid wordt nu binnen honderd jaar totaal van zichzelf vervreemd, doordat ze niet meer met aarde werkt, maar de aarde zogenaamd 'bewerkt', met machines, met chemie en andere kapitaalgoederen. Vanaf dat moment bestaat er geen boerenarbeid meer, maar is een boer een lijfeigene, een onderdeeltje in de agro-industriële machinerie.
Dat is in principe het einde van het gezinsbedrijf. Want wanneer spreken we van 'gezinsbedrijf'? Als een boerengezin werkt met hoofdzakelijk eigen grond, met eigen arbeidskracht en met eigen kapitaalmiddelen. Dat gezinsbedrijf is een zeer zwakke, primaire schakel onder in die agro-industriële piramide-structuur. Want als je alleen kunt overleven als je heel veel produceert voor een hele lage prijs - in die mondiale concurrentie-dynamiek - dan moet je over heel veel kapitaal beschikken, om meer grond te kopen, meer stallen te bouwen, meer machines aan te schaffen en meer energie te verbruiken. In de mondiale concurrentieslag moet je dat allemaal maximaal uitbuiten, tot en met je eigen gezin.
Dat betekent in feite dat er straks nog maar één boer is - zoals ik dat metaforisch uitdruk - : de Rabobank. Of Campina, de Cehave of Cargill. Dan ben je dus lijfeigene, totdat de bank of het bedrijf de geldkraan dichtdraait. Want de risico's blijven wel voor jou. Als je de kredieten niet meer kunt afbetalen aan de bank gaat de kraan dicht en is het zoveelste gezinsbedrijf failliet, nadat het eerst leeggezogen is.
Er zijn twee redenen waarom dat leegzuigen mogelijk is. Ten eerste omdat een boerengezinsbedrijf niet aan de beurs genoteerd is en dus blijft doorploeteren ook als het geen winst maakt. En ten tweede omdat boerengezinnen maar door blijven werken vanwege letterlijk de gehechtheid aan de grond, aan de oude familiale boerderij."

"Dit proces van leegzuigen gaat in de Derde Wereld het hardst, omdat híer, in het Westen, overgeproduceerd wordt met hún grondstoffen. En omdat die overprodukties, die we met geen mogelijkheid zelf kunnen 'opvreten', onder de prijs en deels nog met subsidies van de EU en de VS op de wereldmarkt worden gedumpt. Dus voor prijzen op de markt gezet worden, waarvoor zelfs onze gerationaliseerde boerenbedrijven het niet kunnen produceren. Daar kan natuurlijk een boerengezin met twee koetjes in India of Afrika niet tegenop."

"Je ziet nu dat dit kapitalisme, in haar tot nu toe grofste fase, het gezin én als basale produktie-eenheid én als basale consumptie-eenheid vernietigt. Dat betekent in Afrika de hongerdood en de verpaupering in de slums, betekent hier dat gezinnen uit elkaar gedreven worden, dat we naar een enorm hoog percentage éénpersoonshuishoudens gaan en éénoudergezinnen, omdat die industrie het liefst - en dat is ook het laatste stadium van haar groeimogelijkheid aan de consumptieve kant - aan ieder individu een ijskast, een fornuis, een magnetron, een auto enzovoort, enzovoort wil verkopen. Dus er is ook aan de consumptieve kant een vernietiging van het gezin."


Stad en land

Als ik zeg verbaasd te zijn dat boeren over de hele wereld zich in een hoek hebben laten drijven, begint Verbeek uit te leggen hoe boeren zich door 'de stad' de wet moeten laten voorschrijven. "De paradox is dat het platteland, wel zonder de stad kan - typisch Nederlands woord hè, 'platteland', zeer vernederend, het kan in de Alpen zijn, maar het is platteland. Ik denk dat men eigenlijk bedoelt dommeland. Het is een typisch stadswoord, negatief geladen. - Goed, het is een paradox dat het land wel zonder de stad kan, maar de stad niet zonder het land. Geen dag. Maar de maatschappij is zo op zijn kop gaan staan, dat de stad in feite dicteert wat er op het platteland moet gebeuren. In plaats van omgekeerd. De stad die per definitie geen weet heeft van het land en van de natuur, omdat ze plek is van overheersend steen, beton, glas, geld, techniek, industrie en handel, is het concentratiepunt van de vervreemding, waar kapitaal, kennis, macht, bezit en consumptie accumuleren, zich opstapelen en groeien.
De kloof tussen enerzijds natuur en mensen die met de natuur werken en anderzijds de metropool waar de beslissingen vallen wordt steeds dieper. Dat is een mondiaal proces. Ik acht dat de eigenlijke, de meest fundamentele maatschappelijke tweedeling, wereldwijd, waarin allerlei andere tweedelingen zoals arm-rijk, hoog-laag enzovoorts facetten zijn. En alleen zo begrepen kunnen worden.
De vervreemding is er aan beide kanten: zowel bij de consument, die - zoals we daarnet al ironisch zeiden - denkt dat de melk en de groente van Albert Heijn komen en de wol van C&A en het hout van Bruynzeel; als bij de producent, die van de stad zijn dictaten krijgt hoeveel kapitaal hij moet lenen, welke produktiemiddelen hij moet kopen, welke produktiewijzen hij moet toepassen en hoeveel van welke produkten hij moet afleveren.
De tragiek is dat zij die juist de primaire hoedsters van de natuur zouden moeten zijn in hun produktieve omgang daarmee - dus de boerengezinnen - dat zij door de stad, met alles wat ik daaronder versta, gedwongen worden om die natuur te vernietigen."


Wageningen

"Ik heb een anekdote, die deze overheersing van het land door de stad heel goed zichtbaar maakt. Een paar jaar geleden vierde de Landbouwuniversiteit Wageningen een jubileum. Ze bestond 75 jaar. Dat werd groots gevierd met indrukwekkende symposia en prachtige gedenkboeken. Ik zou daar ook een avond komen spreken, op verzoek van een groep kritische studenten. Op gegeven moment belde een secretaresse van een organisatiebureau me op - ze hadden al die jubilea-bijeenkomsten uitbesteed - met de vraag wat de titel was van mijn inleiding. Ik zei: "Die is: 'Wageningen heeft de landbouw kapot gemaakt'." Toen werd het heel stil aan de andere kant. Ik vroeg: "Bent u daar nog?" "Ja, ja. Ik ben alleen maar een uitvoerende secretaresse, maar het is toch, ja, het is eigenlijk bedoeld als een feestelijke bijeenkomst. Het is een jubileum-avond." Ik antwoordde: "Wilt u nou mijn titel hebben of niet?"
Toen stond er de week voordat die bijeenkomst plaatsvond in het Wageningse universiteitsblad op de voorpagina een grote kop 'Verbeek: Wageningen heeft de landbouw kapot gemaakt'. Dus de aula was stamp-, stamp-, stampvol. Toen heb ik mijn these uitgewerkt door te zeggen: 'Wageningen' is het technisch wetenschappelijk element in dat totale wereldwijde complex, waar methodieken voor kapitaalintensieve, hoogproduktieve landbouw worden onderzocht, worden ontwikkeld en worden onderwézen. Van: als je een varkensstal maar de hele dag donker houdt, kun je best twintig beesten in een kot van vijf bij vijf houden. Als je maar dat en dat krachtvoermengsel gebruikt met die hormonen erin en antibiotica enzovoort, enzovoort kun je ze binnen zes, ja zelfs vijf, ja zelfs vier maanden slachtrijp maken. Je kunt wel vijf kippen in een legbatterijkooi van zoveel bij zoveel centimeter stoppen en je kunt nieuwe recordopbrengsten genereren, als je dat en dat ras ontwikkelt - met of zonder genetische manipulatie - en als je die en die chemische middelen gebruikt.
Ieder jaar bij de afstudeerexamens vragen allerlei mensen aan de proffen: 'wat is de beste student hiervoor?' en 'wat is de beste student daarvoor?' Die gaan naar de landbouwscholen en hersenspoelen daar de boerenkinderen, de opvolgers. Of ze worden benoemd bij de bank en worden dus de 'meedenkers' van de boeren-rekeninghouders, hoe die nog groter kunnen groeien. Of ze worden voorlichters van de input-concerns, die de produktiemiddelen leveren, of van de output-concerns, waar de produkten aan geleverd worden, bijvoorbeeld Cargill.
Tegelijkertijd is iemand als professor Eric Goewie, onze grote landbouw-ecoloog, in Wageningen op een zijspoor gezet. Eerst is hij op het ministerie van landbouw weggepest, waar hij het program leidde voor vermindering en verbod van giftige chemische bestrijdingsmiddelen. En vervolgens heeft de Landbouwuniversiteit hem in een barakje weggemoffeld. Hem wegsturen konden ze niet, omdat Wageningen voor de etalage nog wel ecologische landbouw moet doceren en onderzoeken. Maar in feite is hij er op dood spoor gerangeerd.
Zo zie je hoe 'Wageningen' een sleutelpositie inneemt bij de vernietiging van het gezinsbedrijf en bij de verindustrialisering van de landbouw. En hoe 'Wageningen' identiek is met 'de stad'. Daar hadden we het over: de kloof stad-land."


In de steek gelaten door de eigen organisaties

Ik werp tegen dat boeren zich toch zouden kunnen organiseren, een tegenmacht zouden kunnen vormen. Verbeek legt uit dat dat geprobeerd is, en nog steeds geprobeerd wordt, maar helaas met weinig succes. Ter illustratie vertelt hij het verhaal van de boeren uit de Peel uit de dertiger jaren. "Mijn grootvader van vaders kant was huisarts in Veghel, in de Peel. Hij had zelf met zijn vrouw boerderijen, waar pachtgezinnen op zaten. Ik heb nog een paar jaar na de oorlog 's zomers op die boerderijen gelogeerd.
Dat waren én sociaal én ecologisch duurzame bedrijven, houdbaar. Die gezinnen hadden het goed en de ecologische kringlopen waren er intact. Vergeleken bij nu was het een paradijselijke periode, omdat toen een boel veranderingen zegenrijke verbeteringen waren. Ook het landschap was nog schoon. Maar in de periode daarvoor was er een grote, diepe crisis. Hoeveel Brabantse boerengezinnen zijn er niet naar Rotterdam gedeporteerd, om havenarbeiders te leveren en de lopende band in de fabrieken te bedienen!
Sinds 1880 waren er telkens weer grote landbouwcrisissen in Europa; ook in Nederland. Het was de tijd dat er grote stoomschepen over de oceaan gingen varen en de spoorwegen aangelegd werden. Toen kwam er graan in bulk uit Amerika en Argentinië en ook uit de Oekraine, tegen prijzen waarvoor onze boeren nooit konden produceren. Er zijn toen in Europa miljoenen en miljoenen gezinnen van keuterboeren kapot gegaan. Verder werden de boerengezinnen uitgebuit door de handelaren, die de prijs van de kalveren, de paarden, de boter, het vlees dicteerden.
In die tijd had je pater Gerlachus van den Elzen van de abdij van Berne in Heeswijk, van de Norbertijnen ... Ik vertel het met warmte, omdat mijn opa iedere week met zijn rijtuigje naar de abdij ging - Heeswijk ligt tien kilometer van Veghel - en ook pater Van der Elzen aan zijn end gebracht heeft ... Pater van der Elzen ging in de twintiger jaren op zijn fiets naar de dorpjes in de Peel en hij bracht die boeren bij elkaar. Hij zei: "Leg nou je spaarcenten bij elkaar, dan gaan we een boerenleenbankje oprichten. Waardoor je aan elkaar geld kunt lenen, zonder woekerrente en niet meer van die grote geldschieters afhankelijk bent. En richt een coöperatie op om samen je aankopen te doen, bijvoorbeeld van veevoer. Want als je samen doet, heb je meer macht om een redelijke prijs te bedingen, omdat je kunt dreigen collectief naar een ander te gaan. En hetzelfde bij de verkoop van je produkten."

"Behalve coöperaties werden er, ook in die crisistijd, standsorganisaties opgericht, waar aan sociale binding, aan onderwijs, aan politieke vorming en ook aan religieuze vorming werd gedaan. Maar die beide soorten organisaties, zowel de economische, als de sociale, zijn na de oorlog in hun tegendeel verkeerd. Omdat zij twee heren gingen dienen.
De coöperaties en de standsorganisaties moesten de heer van het kapitaal dienen, die steeds meer produkten voor steeds lagere prijzen eiste, door middel van groei en een steeds grotere inzet van steeds duurdere produktiemiddelen. En van de andere kant moesten ze de belangen verdedigen van hun leden, de boerengezinnen. Terwijl de belangen van die grote kapitaalmachten en van boerengezinnen onverenigbaar, onverzoenbaar tegenstrijdig zijn. Want wat is het belang van het boerengezin, in dit verband? Minder produceren voor een betere prijs. Terwijl van de banken, de agro-industrie en de exportfirma's als Cargill het belang precies omgekeerd is: zoveel mogelijk produkten aankopen voor een zo laag mogelijke prijs.
Beide belangen botsen in die organisaties op elkaar. Bijvoorbeeld in de tot concern uitgegroeide coöperatieve melkfabriek, die van de ene kant de boeren, de leveranciers, een goede melkprijs moet bieden en van de andere kant moet concurreren op een overvolle mondiale kaasmarkt. Het duidelijkst is deze botsing zichtbaar in de Boerenleenbank, nu de Rabobank, die eerst als uitgangspunt had 'boerengeld voor boerengeld' maar nu een mondiale bankreus is geworden, die winst moet maken. Niet voor aandeelhouders, ook niet voor de leden - want ze keert de winst niet uit - maar voor nieuwe acquisities, dus voor uitbreiding, groei. De kredieten van de Rabobank zijn geen solidaire leningen meer, zoals bij die oude boerenleenbankjes, maar het zijn commerciële leningen die gewoon de heersende rente moeten opbrengen van de kapitaalmarkt, de mondiale kapitaalmarkt.
Dus de eigen strijdorganisaties van de boeren zijn hun verraders. Zowel hun economische organisaties, zoals de Rabobank, de aankoopcentrales, de verkoopcoöperaties, als hun standsorganisaties, zoals hun politieke organisaties, voornamelijk de CDA, de VVD en klein rechts. Allemaal moeten ze de ideologie van de groei verkopen. Boeren hebben dus geen strijdorganisaties meer in feite. Wat hun strijdorganisaties waren, zijn nu hun killers.
Vandaar dat je nu die beginnende, nieuwe zelforganisaties ziet, die boerenvakbonden, waarvan we er momenteel drie hebben: de Nederlandse Vakbond van Varkenshouders (NVV), de Nederlandse Akkerbouwers Vakbond (NAV) en de Nederlandse Vakbond van Melkveehouders (NVM)."


Totalitaire monsters

Dan leg ik Verbeek de vraag voor of banken en agro-multinationals als Cargill en Monsanto bij wijze van spreken van de duivel bezeten zijn. "Waar ik altijd erg aan hecht is een probleem eerst te analyseren: historisch, economisch, technologisch, biologisch, natuurwetenschappelijk, commercieel. Als je vervolgens je conclusie samenvat in een metafoor als 'dat zijn bedrijven, door de duivel bezeten', dan zeg je dat het totalitaire monsters zijn, machines ten dode, duivels, demonisch. Maar het gekke is, dat degenen die in die monsters functioneren: de managers, directeuren, commissarissen, de wetenschappers - soms zelfs Nobelprijswinnaars -, handelaren, beursjongens, de bankiers, in hun individualiteit hele redelijke, nette mensen zijn met de beste bedoelingen. Dat had je in het fascisme ook. Dat zijn geen duivels. De familie Cargill zal zeggen: "Wij voeden een groot gedeelte van de mensheid" en "Wij bieden een enorm aantal mensen een baan", enzovoort, enzovoort. Dus je moet een maatschappelijk systeem altijd in zijn objectieve werking analyseren en die is inderdaad monsterlijk.
Mensen willen zich wel tot goden maken, maar zullen nooit erkennen dat ze duivels zijn, door de duivel bezeten. Het zullen altijd vertegenwoordigers van respectabele firma's zijn, die een grote dienst aan de samenleving bewijzen, zonder welke de wereld er heel wat erger aan toe zou zijn.
Dus als Mercedes Benz met Chrysler en het Franse Aero Spacial gezamenlijk een nieuwe firma opzet, dan zie je van die directeuren op de televisie als Herr Schremp en hoe ze ook allemaal mogen heten. Dat zijn mensen die in het hoogste aanzien staan, die gedecoreerd worden en waarvoor politici, zoals Schröder van Duitsland en Jospin van de Franse kant, komen opdraven om samen met hen in de schijnwerpers te staan. Of ze nu vernietigingswapens produceren en nog meer auto's de weg op jagen en dus CO2 de lucht in en nog meer van de eindige reserves opmaken, het maakt niet uit.
Het hele duivelse systeem wordt voor een hoogst maatschappelijk goed gehouden. Ook door de oppositie, die nu geen oppositie meer is, de sociaaldemocratie, dat wil zeggen de arbeidersbeweging. En ook niet door de Grünen, want die zitten nu ook in de regering in Duitsland.
Als je dat allemaal overdenkt, ja, dan kom je tot hele harde conclusies. We leven in een door de duivel bezeten systeem. Het dodelijke zowel als het levenscheppende, het hoge zowel als het lage, het goede zowel als het kwade kun je in metaforen als 'god' en de 'duivel' duiden, maar je komt ze altijd in systemen van mensen tegen. Je zult ze moeten aanwijzen en ontmaskeren, ook als het jezelf betreft."


Geestelijke monocultuur

"Ik maak me grote zorgen dat de huidige maatschappij, waarin zoveel kwaad grote macht heeft en zeggenschap en vooral het aanzien van voortreffelijkheid, dat onze maatschappij haar eigen diagnose niet meer kan stellen, haar eigen ziekte niet meer kan zien, haar eigen dodelijke gang voor leven houdt. Dat is een verschrikkelijke conclusie.
Dat heeft zich wel vaker op kleinere schaal voorgedaan. Zo zijn bijvoorbeeld het Romeinse rijk en ook andere rijken ten gronde gegaan, omdat de krachten ten kwade de overhand kregen, bijvoorbeeld bij Nero. Maar we hebben nu te maken met één allesomvattend, mondiaal, totalitair systeem, dat het alleen voor het zeggen heeft. Er is geen alternatief meer. Dat is het erge.
Het is een ecologische wet dat een monocultuur - in dit geval van één mondiaal systeem, één ideologie - ten dode is opgeschreven. Want het eerste principe van ecologie is diversiteit, veelsoortigheid, genetische rijkdom. Daarvan bestaat een biotoop en dus ook de menselijke biotoop, in al zijn veelsoortigheid. Nu leven wij dus in een technologisch, economisch, politiek systeem, wat door uniforme wetten aan heel de aarde, heel de mensheid opgelegd wordt. Dat is wat Fukuyama het einde van de geschiedenis noemt. Maar hij beseft niet dat het dat letterlijk is. In deze ideologische monocultuur kunnen wij niet overleven."

Op mijn verzuchting dat er, ondanks alle negatieve ontwikkelingen, nauwelijks maatschappijkritiek te horen is, reageert Verbeek heftig. "Dat moet je structureel zien. Dat moet je niet moraliserend zien van 'mensen komen niet meer in actie' ofzo. Je moet altijd eerst de grote mechanismen, de grote systeemwetten, zoals ze nu regeren, analyseren, en daarin dan de bewegingen, of het gebrek aan bewegingen, of het gebrek aan engagement van mensen begrijpen. Je moet een maatschappelijk probleem zo objectief mogelijk onderzoeken. Zoals ik ook, als ik arts ben, niet tegen je zeg: "Schánde, dat u kanker hebt." Maar de kanker onderzoek. Dat is een ongelooflijk belangrijk gegeven bij maatschappijkritiek.
Dus het feit dat er weinig, bijna geen kritisch commentaar meer te horen valt, is een deel van die monocultuur in onze huidige fase van de geschiedenis. Die heeft een totale greep op de mensheid. Die monocultuur verdraagt geen oppositie en alternatief en heeft dus geen zelfcorrigerende kracht. Ze kan alleen maar verder denderen, alleen maar dezelfde demonische dynamieken telkens weer opnieuw reproduceren.
Het heeft geen zin mensen daar persoonlijk op aan te spreken. Dit is een proces dat wel mensenwerk is, maar dat in eeuwen gegroeid is en mondiaal gegroeid is, zodat niemand er meer beheer over heeft. De wetten van dit systeem zijn zo autonoom geworden, dat ze sterker geworden zijn dan de mensen. Een menselijk systeem dat in zichzelf onmenselijk is geworden en waarin nog heel veel mensen, echte mensen, hopelijk ook als jij en ik, leven. Maar die hebben daar geen greep meer op. En zij die op verantwoordelijke posten zitten, die het voor het zeggen hebben, zijn de meest machtelozen, omdat zij zweren bij het systeem.
Het erge, het totalitaire van dit systeem is dat het geen zelfreinigend vermogen heeft. Het móet kapot gaan. Wat Marx de Verelendung heeft genoemd - en hij heeft toen nog niet beseft hoe ontzettend veel groter zijn waarheid was.
Mensen zweren bij ons systeem uit onkunde. De essentie van de duivel is de domheid. De domheid die de macht heeft en de wetten stelt. Zoals ook de essentie van God inzicht is. Inzicht is niets anders als zelfkritiek. Altijd blijven zoeken. Altijd de waarheidsvraag, de rechtsvraag blijven stellen, de schoonheidsvraag zelfs. Dat is God, wat wij met God bedoelen: het scheppende, het levende. De duivel is per definitie dom, omdat die de dood gehoorzamen moet.
Als je dan de algemene verdomming om je heen ziet: steeds meer informatie, maar steeds oppervlakkiger. Dat is verschrikkelijk, om panisch van te worden. Dom komt van dezelfde stam als doem. Nou, we zijn zover gekomen dat dom voor intelligent wordt versleten, dus de duivel voor God en doem voor heil. Van wat er in de oorlog gebeurd is zeiden onze ouders of voorouders: "Wir haben es nicht gewusst." Dan ging het over Auschwitz, de Holocaust. Maar nu is het normaliteit, dat wij de grote ontwikkelingen van deze maatschappij ten dode niet vermogen te onderkennen. Zoals in de oorlog de ondergrondse een minderheid was die Hitler niet weg kon krijgen (Hitler heeft uiteindelijk zelf zijn graf gegraven), is ook nu de oppositie, het diagnostische deel van de bevolking, een zeer kleine minderheid.
Als mensen van mij zeggen dat ik een doemdenker ben, dan is een arts een doemdenker. Als een arts me over de bol aait en zegt: "Het is zo erg niet", terwijl het in feite kanker is, dan moet ik naar een andere arts. Dus er is nog één ding erger dan doemdenken namelijk net doen of het de goede kant opgaat en dat jezelf wijs maken, totdat je niet meer beter weet. Want we hebben toch volle winkels en we hebben toch zo'n mooi huis en de hele wereld ligt toch als vakantiebestemming voor ons open en we hebben zo'n geweldige winst gemaakt op de beurs. Als dat de graadmeters zijn voor welzijn en welvaart en toekomst en wereldredding, dan is inderdaad de domheid aan de macht die alleen maar doem kan veroorzaken.
Dat blinde optimisme is de laatste stap. De voorlaatste stap is je laten verwijten dat je doemdenker bent. Het is een absolute minderheid die aan die mechanismen in de wereld niet meedoet. Neem nou Schindler! Iedereen zag de joden weggevoerd worden; alle regeringen, inclusief Washington wisten van Auschwitz. Maar iedereen keek een andere kant op. Alleen Schindler haalde er een paar duizend voor de deuren van de hel weg. Vandaag de dag oppositie zijn, onafhankelijk verzet plegen, analyse blijven beoefenen, diagnose proberen te stellen, alternatieven proberen te formuleren voor dit de duivelse, totalitaire systeem, is een helse klus. Als mensen dat somber vinden, nou, dan was het verzet ook somber."


Acht aspecten van een alternatief

Als ik Verbeek vraag in welke richting we het alternatief moeten zoeken voor het huidige maatschappelijke systeem dat steeds meer boeren de afgrond in duwt, vestigt hij de aandacht op acht aspecten. "Als we vaststellen dat het wereldvoedselsysteem zo in elkaar zit, dat er zoveel mogelijk geproduceerd moet worden voor een zo laag mogelijke prijs. En dat allerlei grotere machten, kapitaalkrachten als banken en agro-multinationals - bijvoorbeeld Cargill - er ook nog maximaal aan moeten verdienen, dan is het alternatief dat de drie A's die geen macht hebben op de markt loon naar werken krijgen en middelen tot leven. Dus dat de Aarde - de natuur in de meest brede zin - zo mag werken dat ze duurzaam fit kan blijven. Dat Arbeid zo wordt betaald dat ze niet uitgestoten wordt, dat ze menswaardig kan werken en dat ze verantwoord met die arbeidskracht van de natuur kan omgaan. En dat er zo ook geen Armoede is, die geen geld heeft om levensmiddelen aan te schaffen.
Dat kan de vrije markt in ons huidige systeem niet doen. Want ons vrije markt-systeem kan niet anders dan juist die drie A's steeds verder uitputten en vernietigen. Dat kan alleen maar met democratie, met politiek."

1. Prijs Verbeek heeft al vaak gepleit voor een op kostprijsniveau brengen van de prijzen voor de boeren. Voor de consument betekent dit een prijsverhoging van maximaal tien procent, omdat de prijs van de landbouwprodukten slechts een klein gedeelte van de prijs van de supermarktartikelen uitmaakt. 225+ Tegenover die verhoging van de inkomsten staat voor de boeren de plicht voortaan milieuvriendelijk, landschapsvriendelijk en diervriendelijk te produceren. Iets wat verreweg de meeste boeren dolgraag zouden willen en wat ze met deze hogere inkomsten ook makkelijk kunnen doen.
Hoewel de prijsverhoging een oplossing is die zeer voor de hand ligt, ziet Verbeek die er niet snel komen. "Op vrijwillige basis zullen de produkten van de eko-landbouw - die wat duurder zijn - nooit meer dan drie procent van de voedselmarkt innemen. We hebben geen democratisch systeem om de overige 97 procent van de landbouw verantwoord en duurzaam te maken. Dus daar verliezen we het eerste alternatief: het gezond maken via de prijs."

2. Grond "We zouden alle grond in extensieve produktie moeten nemen, ook in een dicht bevolkt en overvol land als Nederland. De grondprijzen zouden betaalbaar moeten worden voor boerengezinnen. Mondiaal zouden bevolkingen hun eigen grond in eigen bezit moeten hebben, verpacht aan boerengezinnen, zodat ze in hun eigen basale levensmiddelenbehoefte kunnen voorzien.
Dat alternatief verliezen we, want grond is op de markt een kapitaalgoed. In het Noorden betekent het dat de projectontwikkelaar het wint en in het Zuiden de grootgrondbezitter en de moderne plantagehouder: Chiquita, Unilever, Cargill of hoe ze mogen heten.
Bovendien wordt de grond tegenwoordig zo bewerkt en uitgebuit dat ze sterft. Ze wordt vergiftigd, ze erodeert, ze verwoestijnt, ze wordt onvruchtbaar, dat is hetzelfde zeggen als 'ze sterft', 'ze gaat dood', 'ze wordt vermoord'. Als je wilt dat de grond wereldwijd duurzaam levensmiddelen biedt, dan kan de markt dat niet voor elkaar krijgen. Dat zal je met de politiek moeten doen en die hebben we daar niet voor. In de rijke landen niet en mondiaal niet."
 
3. Arbeid
"Wij willen graag een arbeidsintensieve, aantrekkelijke landbouw, waar veel mensen, veel gezinnen werk kunnen vinden, zonder uitgebuit te worden, waarbij mondiaal de steden worden ontlast en het ontvolkte platteland weer bewoond en leefbaar wordt. We hebben gezien dat het hele complex van markt, economie, technologie het omgekeerde doet: het breekt het platteland af, het maakt de stad overvol, het vernietigt of overvraagt de arbeid. We weten dus dat de markt geen arbeid kan scheppen, zoals wij die bedoelen en dat we niet de politieke instituties hebben om dit gebrek van de markt te corrigeren. Ook al roept Paars van 'werk, werk, werk'. Dat is een wanhoopskreet en geen programmatisch uitgangspunt."

4. Energie "Landbouwproduktie en voedselvoorziening zijn niet anders dan een omzetting van de ene vorm van energie in de andere, die door het menselijk organisme kan worden verteerd. Voedsel is, in energetische zin, niets anders dan een hoeveelheid calorieën.
Nu zijn er twee problemen, een macro-economisch en een ecologisch. We halen de energie uit Zuid en verspillen die in Noord. Als de hele landbouw een energie-transformatieproces is, dan is iedere boerderij en iedere hectare grond een klein energiefabriekje. En dan moeten we vaststellen dat ook in de landbouw die energiebalans - wat we aan energie in een stuk grond stoppen en eruit halen - zo uit het lood is geslagen, dat de gangbare vorm van landbouw alleen nog maar zo voort kan duren, zolang we nog overvloedig goedkope fossiele brandstoffen hebben. Dat is niet lang meer.
Biologische landbouw gaat uit van energie-evenwichten: je stopt er ten naaste bij evenveel in als je eruit krijgt. Dan krijg je ook geen milieuvervuiling. Want chemisch afval of mest is in feite niets anders dan restanten uiterst kostbare energie, calorieën, of het nou fosfaat is of nitraat of iets anders wat je in de natuur laat verdwijnen. Dus we zullen naar een landbouw moeten die werkt op basis van energie-evenwichten.
Ik pleitte er 25 jaar geleden bijvoorbeeld al voor op die enorme schuren van de Groninger boeren zonnecollectoren te leggen. Als een nieuwe bedrijfsactiviteit, waarmee ze niet alleen in hun eigen energiebehoefte kunnen voorzien, maar ook aan het net kunnen leveren, aan de stad. Maar dat hadden Shell en de Gasunie niet graag."

5. Gezondheid "Ik kom als pastor veel in ziekenhuizen en iedereen kan je daar vertellen dat ziekten aan de spijsverterings-organen, het maagdarmstelsel, hand over hand toenemen. Waarom? Omdat er zich allerlei giftige stoffen in het menselijk lichaam ophopen. Het gaat dan om minuscule hoeveelheden, die stuk voor stuk onder de maximaal toegestane hoeveelheid blijven. Op die manier kun je geen enkele schuldige aanwijzen, en kun je de schuld ook niet bij één persoon of firma deponeren. Het komt erop neer dat het totale systeem ziekmakend is en daar komt kanker van.
Het grootste probleem in de hele voedselketen wordt het probleem van de resistentie. Op twee manieren worden weerstandssystemen afgebroken. Aan de ene kant wordt de resistentie van plant, dier en mens afgebroken, omdat er steeds meer vreemde middelen worden gebruikt. Antibiotica met name maakt dierlijke en menselijke organismen lui. Ieder ziekenhuis weet dat we met het antibiotica-verhaal aan het eind van ons Latijn zijn. We moeten er steeds meer van toegediend krijgen. Omdat antibiotica in het veevoer - zogenaamd preventief en als groeihormoon - stelselmatig worden toegevoegd, werken ze niet meer als je werkelijk ziek bent.
Je hebt planten die zo hoog-produktief zijn ontwikkeld, dat het topsporters zijn. Maar in feite zijn ze ziek, want ze moeten met allerlei chemische middelen worden omgeven, waar ook weer aan verdiend wordt, bijvoorbeeld door Monsanto en Cargill.
Tegelijkertijd worden aan de andere kant de ziekteverwekkers steeds sterker. Want die race tegen de antibiotica en de chemische bestrijdingsmiddelen winnen ze altijd, de virussen, de schimmels, de bacteriën, de insekten. En de nieuwe fase, waarin we nu binnengaan, waar plant, dier en mens genetisch worden gemanipuleerd, zal de ziekteverwekkers opnieuw dwingen om ook nu weer sterker te worden. Dat is een race die de mens nooit kan winnen. Het alternatief is dus: sterke planten, dieren en mensen in de voedselketen, die geen middelen nodig hebben om de ziekteverwekkers te bestrijden, waardoor die ziekteverwekkers ook niet sterker hoeven te worden."

6. Distributie van voedsel "Het Zuiden levert voedingsmiddelen en wij dumpen de overschotten en houden de vervuilende resten hier, of dumpen ze ook in de Derde Wereld. Dat veroorzaakt mondiale transporten met enorme kosten en vervuiling. Het alternatief is: terug naar lokale en regionale markten, kortere afstanden tussen de producent en consument, directere binding aan de oorsprong van het voedsel. Maar daar hebben we de besluitvormingsinstituties niet voor.
Die zogenaamde wereldmarkt, waar de WTO-onderhandelingen over gaan, bestaat niet eens. Meer dan 95 procent van alle voedsel komt nooit op de wereldmarkt, maar blijft op de eigen boerderij, in het eigen dorp of komt niet verder dan het eigen provinciestadje, de eigen regio. De zogenaamde wereldmarkt van voedselprodukten is vijf procent van de totale produktie en dat zijn de overschotten die de rijke landen met geen mogelijkheid zelf kunnen 'opvreten', die dus gedumpt worden. De hele WTO-onderhandelingen zijn niets anders dan het gevecht tussen allereerst de Verenigde Staten en de EU over hoeveel subsidies ze daarbij mogen geven aan de producenten, de boerengezinnen, om althans een aantal van hen in leven te houden. En natuurlijk subsidie aan de exporthandelaars. Zodat bijvoorbeeld Cargill aan voedselimporterende landen - of dat nou Rusland is of Marokko of Egypte - goedkoper landbouwprodukten kan leveren dan een ander."

7. Technologie "De nieuwe technologische revolutie, die nu uitgebroken is, die van de genetische manipulatie, is de definitieve stap waarin de natuur, het leven, de drager van het leven, het genetisch materiaal in handen komt van de kapitaalbelangen via een technologie waarmee ze patenten kunnen verwerven. Daarbij worden een paar planterassen genetisch superontwikkeld en die gaan de wereld domineren. Zo zullen de meeste rassen en soorten met hun genetische rijkdom voorgoed uitsterven. Weer het probleem van de monocultuur! Ons alternatief is juist de veelsoortigheid en diversiteit tot basis van onze voedselproduktie te maken. Daarbij gaan we niet uit van genetische manipulatie, maar van de eigen, oorspronkelijke kracht van de gewassen."

8. Democratie "Ik heb er al voortdurend op gewezen, dat we op een markt die mondiaal is en die bepaald wordt door kapitaalmachten niet de democratische instituties hebben om de drie A's te beschermen. Dat gebrek aan democratische macht wordt verkocht als 'terugtredende overheid', 'laat de markt het werk doen' of privatisering. Of je krijgt te maken met de ideologie van de onzichtbare hand: 'de markt zal altijd vraag en aanbod in evenwicht brengen en zal altijd voor een eerlijke prijs zorgen'. Die leugen, die demonische misleiding negeert dat de partners op de markt niet in een gelijkwaardige positie zijn, zoals Adam Smith dat wilde. En dat kapitaal niet onbelemmerd mag bewegen, zoals zijn collega Ricardo al leerde. En dan noem ik weer die drie A's, die niet over kapitaal beschikken en dus afgeschoven worden."


Het versteende hart

Tot besluit van het interview wil Verbeek nog graag een verhaal vertellen, als samenvatting van zijn analyse. Ook al omdat hij als priester in een verhalende traditie staat. "Ken je de parabel van de bessen en de zak wol? Dat vat alles samen.
Er loopt een vrouw op de weg met een mand bosbessen aan haar arm. Het is heel lang geleden en het gebeurt iedere dag, wereldwijd. In de verte ziet ze een man aankomen met een grote juten zak. "Wat zou er in die zak zitten?", vraagt de vrouw zich af. "Zo te zien schapenwol." Ze komen dichter bij elkaar en die vrouw denkt bij zichzelf: "Ik moet wol hebben voor truien voor de kinderen voor de winter." Die man ziet dat de vrouw een mand bosbessen bij zich heeft en denkt: "Ik wil jenever stoken voor de winter."
Ze houden elkaar staande, ze groeten elkaar. Op dat moment is er een 'markt'. Markt is het meest normale wat er is. Dat is de plek waar mensen vanalles uitwisselen: groeten, wensen, berichten, nieuws, roddels. Maar in dit geval komen ze ook tot zaken. En dan gebeuren er twee verschrikkelijke dingen. De vrouw zegt - en de man weet dat -: "Ik heb wol nodig voor mijn kinderen voor de winter. Hoe is dat met die zak wol, is die te koop?" Dan kijkt die man haar meewarig aan en zegt: "Je denkt toch niet voor dat mandje bessen, mijn wol is toch veel meer waard?"
Dan denkt die vrouw: "O ja, wie maakt dat uit? Ik heb de hele dag in het bos lopen zwoegen om die mand vol bosbessen te krijgen en die vent heeft in een uurtje zijn schaap geschoren en die wol groeit er vanzelf weer aan, zonder dat hij er iets voor hoeft te doen. Wie heeft er nou het hardst gezwoegd?"
Ja, wie maakt dat uit? Dat maakt die man uit. Want die man weet: "Die vrouw heeft wol nodig voor de kinderen, voor de winter. Ik kan alles vragen. Ik wil wel graag jenever hebben, maar ik ben geen alcoholist, dus eventueel kunnen die bessen nog wachten. Ik kan bovendien zelf het bos ingaan, als ik zou willen." Dus hij heeft die vrouw letterlijk in zijn hand.
Die vrouw - praktisch als vrouwen zijn als het op het leven aankomt - bukt zich en raapt twee mooie ronde stenen van de weg. En zegt tegen die man: "Als ik dat er nog bij doe, dan zijn die twee stenen het onderpand dat ik volgend jaar nog twee keer een dag het bos in moet om jou nog twee manden bessen te bezorgen. Drie manden bessen tegen een zak wol." De man zegt: "Akkoord." De koop wordt gesloten en ze bezegelen de transactie met een handklap. De vrouw gaat naar huis met de zak wol en de man met die mand bessen én die twee stenen in zijn zak.
Het eerste drama is dat die vrouw een prijs krijgt opgedrongen door de macht die de man over haar heeft, omdat zij zonder die wol haar kinderen niet warm kan houden. Vervolgens voltrekt zich de tweede ramp in de geschiedenis van de economische evolutie: die man heeft aan zijn linkerarm de mand bessen en in zijn rechterzak de twee stenen. En die twee stenen worden zó gloeiend heet onderweg - Marx noemt dat 'het fetisjisme van het kapitaal' - dat hij denkt: "Jongens, stenen moet je hebben. Met stenen kun je alles kopen."
Wat ontstaat er op dat moment, wat is het drama? Op dat ogenblik 'versteent' alles in de kop van die vent. Hij ziet voortaan alles in verhouding tot die stenen. Het bos wordt van steen, de bessen worden van steen, de vrouw wordt van steen, de zak wol wordt van steen, het schaap wordt van steen, de weide wordt van steen. En wat Jeremias zegt: zijn hart wordt van steen.
Die vrouw heeft geld uitgevonden, iets wat tussen twee waren, die blijkbaar ongelijk van waarde zijn wordt gevoegd, zodat het toch ruilbaar is. Maar geld wordt tot kapitaal, omdat die man alleen nog maar geïnteresseerd is - dat is het fetisjistische - in vermeerdering van steen. Het gaat hem er niet meer om dat de kinderen het warm hebben. Het gaat hem er zelfs niet meer allereerst om dat hij van de winter jenever heeft, het gaat om steen. Als zijn buurman iets nodig heeft om te ruilen, omdat hij grond moet kopen, dan zegt hij: "O, je kunt twee stenen van me lenen, maar ik krijg er drie terug." En dat is de derde en laatste tragedie, dat is dat rente wordt uitgevonden, woeker."

"Alle moderne grote godsdiensten hebben zich met deze problemen bezig moeten houden. Alle grote godsdiensten verbieden woeker, rente. In de joodse traditie - je leest het bij Mozes - mag je nooit meer terugvragen dan je geleend hebt. Je leest het bij Jezus, in het Lucas-evangelie, waarin hij rechtstreeks Mozes citeert. Je vindt het nog bij Luther, je vindt het bij Mohammed in de Koran. Dus je vindt het in alle drie op Abraham teruggaande godsdiensten, waarvan er twee machtig zijn in de wereld, het Christendom en de Islam. En dat, terwijl rente nu de enige en eerste en laatste wet is waarop heel ons geld- en economiesysteem wereldwijd - dus dat duivelse systeem - draait. Alleen zo blijft het in beweging. 'Ik leen alleen maar uit als ik er méér voor terugkrijg.' En iedereen vindt dat vanzelfsprekend.
Bij onze kleine spaarcentjes is dat natuurlijk geen punt. Maar op de beurs en op de bank, afijn ... Het verhaal van de bessen, de zak wol en de stenen mondt uit in het kapitalistische systeem van 'geld - dus de stenen - moeten rollen.' Alleen wie aan dat systeem gehoorzaamt zal eten, zal drinken, zal werken, zal leven. En wie niet in staat is aan die wet te gehoorzamen, zal creperen, zal sterven, zal vergiftigd worden, zal verbrand worden, zal gekapt worden, zal werkloos worden, zal hongerig worden.
Als je wilt zien hoe iemand als Jezus - en men zegt dat deze maatschappij nog steeds christelijk is - dat doorzag, dan moet je Lucas eens lezen. Lucas is bij alles wat het is ook een geweldig knap economieboek. Ik zal je één voorbeeld geven: Jezus zegt: "De wereld die ik voor ogen heb - hij noemt dat het rijk Gods, je kunt dat ook het vrederijk, het rijk der gerechtigheid noemen of het hemelrijk, het rijk der hemelen - lijkt op een groot feestmaal dat aangericht wordt (Lucas 14).
Bepaalde genodigden verontschuldigen zich. De eerste zegt: "Ik heb land gekocht, dat moet ik gaan bezichtigen, wil me verontschuldigen, ik kan niet komen." Dat is niet een excuus van 'de volgende keer kom ik wel'. Nee, dat is de hoffelijke Oosterse uitdrukking voor de onmacht. De grondbezitter is per definitie niet in staat om deel te nemen aan het rijk Gods. De tweede die zich verontschuldigt zegt: "Ik heb vijf span ossen gekocht, ik moet ze gaan proberen." In die agrarische economie staan de ossen voor de trekkracht, voor de produktiemiddelen. Ook die bezitters kunnen niet deelnemen aan het rijk der gerechtigheid, het rijk van het leven. En de derde zegt: "Sorry, ik kan niet komen, want ik heb een vrouw getrouwd." Hier staat de vrouw voor de 'fokkerij', het nakomelingschap dat dat systeem overneemt bij erfrecht om het voort te zetten en verder uit te breiden. Het systeem van het bezitten en groeien in bezit. Degenen die niet kunnen komen zijn precies diegenen die de produktiemiddelen bezitten in de grotendeels agrarische maatschappij die Jezus aantrof in zijn tijd.
Dan wendt Lucas de camera van de parabel 180 graden en laat de gastheer zeggen: "Ga naar de wegen en naar de slums, de sloppen, waar je de werklozen, de blinden, de daklozen, de zieken, de melaatsen, de weduwen, de wezen vindt. Nodig die uit, met hen zal ik het feest van de gerechtigheid vieren." Je ziet het in één beeld: om die omkering moet het gaan in onze economie, in ons wereld-voedselsysteem, wereld-milieusysteem, wereld-landbouwsysteem. Dat het spel gespeeld wordt door de daklozen, de werklozen, de hongerigen, de planten, de dieren, de grond in plaats van door de bezitters van grond, ossen en vrouwen, produktiemiddelen waarmee de bezitters stenen willen maken.
Het is pervers dat een van de grootste gebeden 'God zij met ons' uitgerekend op de gulden staat en op de dollar, de D-mark en straks op de euro. Minister Zalm kwam verheugd uit Brussel terug dat hij dat voor elkaar had gekregen. De enige god waarin nog geloofd wordt, dat is de god 'geld', dat zijn de stenen, niet de verzadiging van mensen, niet de rechten van mensen en volken, niet de rechten van de natuur, maar de god 'geld' en die eist verschrikkelijke offers, die eist onverzadigbaar de drie A's."

Tenslotte wil Herman Verbeek nog benadrukken "dat het uiteindelijk om een politieke therapie zal moeten gaan. Bij alle verandering in particulier gedrag, bij alle groeiende acties van verzet, zullen 'de drie A's' het alleen maar redden als burgers zich massaal gaan organiseren, in nieuwe coalities van bewegingen die armoede bestrijden, werkeloosheid en misbruik van de aarde. Alleen zulke brede coalities zullen de politiek kunnen dwingen markten sociaal en ecologisch om te bouwen."


_______________

Een drietal boeken van Herman Verbeek:
- In boeren handen - voor een rechtvaardige en verantwoorde landbouw; Kok Agora; Kampen, 1989.
- Boeren belang - voor een sociale en ekologische organisatie van de landbouw; Kok Agora; Kampen, 1992.
- Tegen de tijdgeest; Dabar-Luyten; Aalsmeer, 1997.

Dit artikel is geautoriseerd door Herman Verbeek.
 
 

KANTTEKENINGEN

"De verbondenheid, de emotionaliteit, de compassie van Herman Verbeek stel ik heel erg op prijs. Zijn engagement blijft niet op schaakbordniveau steken. Ik vind het mooi hoe hij vanuit zijn eigen ervaring, zijn eigen beleving het veranderingsproces binnen de landbouw van de afgelopen tientallen jaren beschrijft. Hoe boeren die in samenspel met de natuur voedsel verbouwen buiten spel gezet zijn door kapitaalbelangen en technologische ontwikkelingen. En wat dat voor gevolgen heeft voor de mensen zelf, hoe ze gaan twijfelen, het gevoel hebben bij het oud vuil te belanden, hun eigenwaarde verliezen. Ik heb dat zelf in Midden-Amerika zien gebeuren. Maar ik kijk iets anders tegen de ontwikkelingen aan als Verbeek en daarom wil ik graag een paar kanttekeningen maken."


Aan het woord is Hans van Heijningen. Hij is coördinator van XminY Solidariteitsfonds, dat geld inzamelt voor kleine oppositiegroepen van bijvoorbeeld dienstweigeraars, milieu- en vakbondsactivisten, voorvechters van gelijke rechten voor homo's en lesbiennes of voor etnische minderheden. Het geld gaat hoofdzakelijk naar groepen in het Zuiden, maar ook groepen in Nederland of elders in Europa worden ondersteund. Daarnaast organiseert XminY debatten over hete maatschappelijke hangijzers als bijvoorbeeld de WTO.

Van Heijningen is opgegroeid in het Westland, als kind van tomatentelers. In de zestiger en zeventiger jaren zag hij met eigen ogen hoe het handmatige tuinbouwwerk verdrongen werd door nieuwe technologieën, die enorme investeringen vergden. In de tachtiger jaren verbleef Van Heijningen in Nicaragua en El Salvador, waar hij o.a. betrokken was bij het opzetten en ondersteunen van landbouwcoöperaties. Begin jaren '90 coördineerde hij een onderzoek naar de gevolgen van de Sandinistische revolutie voor de boerenbevolking in het binnenland.


Laat boeren politiek beleid formuleren

"Mijn grootste bezwaar is dat de politiek de Zwarte Piet krijgt. Als boeren de dupe worden van veranderingen in de landbouw, wijzen zij vrijwel overal in de wereld naar 'de politiek', 'de stad', 'de krachten van buiten'. Over de markt en het kapitalisme hoor je opvallend weinig. Terwijl de ontwikkelingen in het kapitalisme in hoge mate bepalend zijn voor de manier waarop de boerensector wereldwijd in de knel is gekomen.
Dan kan je wel blijven roepen 'de politiek deugt niet' maar dan vraag ik op mijn beurt aan de boeren: "Hoe staan jullie ten opzichte van de vrije markt? Moet je het aan de markt overlaten wat, hoeveel en op welke schaal geproduceerd wordt of moet de economie maatschappelijk en politiek aangestuurd worden? En kan je wel buiten een vorm van regelgeving voor produktiequota en prijzen? Of blijft dat taboe?" Het verzet tegen politiek, stad en elite zit heel diep bij boeren, terwijl de relatie naar de markt toe een hoog mystiek gehalte heeft. Dat wordt het liefste uit het verhaal weggelaten. Dat zie ik terug bij Herman Verbeek."

"Boeren organiseren zich moeilijk en voor zover ze zich organiseren, lopen ze liever te hoop tegen de huidige en volgende regering, dan dat ze in staat en bereid zijn aan te geven hoe de maatschappelijke en politieke aansturing van hun sector eruit zou moeten zien. Heel zelden hoor je boeren om staatsinterventie vragen. Maar als je de globalisering van de economie als gegeven neemt, heb je in Europa bijvoorbeeld te maken met Marokkaanse tomatenimport. Als daar de produktie goed van de grond komt, hebben de tomatentelers hier het nakijken. Dan kun je hier blijven concurreren met kool, wat hier makkelijk groeit, maar wat in de rest van de wereld maar mondjesmaat gegeten wordt. Dat is dan in feite de niche die je over houdt. Het zou interessant zijn om van boeren zelf te horen welke produktiewijze zij wensen en welke politieke maatregelen daarvoor volgens hen nodig zijn.
Ik denk dat we dan wereldwijd moeten breken met het neoliberale model, waarbij de landbouwsector in een heleboel landen volstrekt van de kaart geveegd dreigt te worden ten gunste van grootschalige produktiesystemen in een beperkt aantal landen die zich daarvoor het best lenen. Niet toevallig zijn dat ook landen waar de overheid die ontwikkeling ondersteunt door allerhande subsidieregelingen. Zolang het familiebedrijf blijft staan voor individualisme en autonomie, zolang boeren zichzelf vooral opvatten als concurrenten van andere boeren kunnen zij blijven kankeren op regering en politiek, maar zal het hen nooit lukken om een gunstig boerenbeleid van de politiek af te dwingen."
 

Beknelling en betutteling

Bij het lezen van het interview met Verbeek struikelde Van Heijningen over diens opmerking over het groeiend aantal één- persoonshuishoudens en éénoudergezinnen; omdat Verbeek deze toename ziet als een negatieve tendens. "Het gaat hier voor mij om een veel minder fundamentele kwestie dan het voorafgaande. Maar ik wil er toch wat over zeggen.
Het probleem is niet dat er tegenwoordig zoveel éénpersoonshuishoudens zijn, of dat het klassieke gezin ten onder dreigt te gaan. De vraag is in hoeverre al die mensen die alleen wonen erin slagen hun leven zo in te richten dat ze zich gelukkig voelen en zich betrokken weten bij een groter geheel. Je kan wel een romantisch beeld hebben van de tijd dat men elkaar kende en dat burenhulp functioneerde. En ook ik ervaar het verdwijnen van dat soort sociale relaties als een verarming, als iets ongewenst. Maar de realiteit is dat benepenheid en bevoogding, antropologisch gezien kenmerken van kleinschalige, (vooral agrarische) gemeenschappen zijn waar iedereen iedereen kent en elkaar nodig heeft."

"Dat is het dilemma van de moderniteit: we betreuren de ondergang van sociale verbanden waarbinnen mensen zich op elkaar betrokken voelden, voor elkaar zorgden enzovoort, terwijl we het tegelijkertijd als een bevrijding voelen niet meer zoveel met elkaar rekening te moéten houden. Vroeger, en in landen in het Zuiden nu nog steeds, ging en ga je zonder dergelijke verbanden morgen dood, bij wijze van spreken. Als jij met iedereen ruzie maakt en bij niemand rijst kan lenen, dan hang je.
Maar die afhankelijkheid van elkaar heeft twee kanten: de fraaie van de zorg voor elkaar en de lelijke van de beknelling en de betutteling. De vraag is of je geborgenheid, kleinschaligheid kan combineren met een frisse wind van buiten. Of dat het de noodlottige uitkomst is van de maatschappelijke veranderingen op dit moment dat nu iedereen materieel gesproken alleen rond kan komen, we nu onvermijdelijk die sociale verbanden kwijt raken. Zijn we in staat die sociale verbanden te construeren, puur vanuit onze sociale behoefte?"


Rond de tafel

Ten slotte moet het Van Heijningen van het hart dat hij Verbeek te somber vindt. "Natuurlijk, het is een zootje in de wereld. Bijna alle maatschappij-veranderende projecten hebben schipbreuk geleden, terwijl toch zoveel gedreven mensen zich daarvoor ingezet hebben. De maatschappelijke betrokkenheid in ons land staat op een laag pitje en er is weinig tegenbeweging. Inderdaad, als je de balans opmaakt zie je de puinhoop. Maar ik ga er vanuit dat maatschappelijk verzet, de drang naar vernieuwing, altijd in golfbewegingen gaat.
Het is ontzettend in de mode om de afgelopen eeuw te evalueren in termen van 'massamoorden op industriële schaal'. Dat is zeker niet iets wat weggepoetst kan worden. Maar tegelijkertijd denk ik dat er een besef gegroeid is - ook al is dat maar heel flauwtjes - van universele rechten van de mens, een notie van menselijke waarde. Ook zijn de afgelopen tientallen jaren heel wat autoritaire structuren ondergraven.
Ik pleit ervoor om met mensen, die vanuit verschillende invalshoeken met maatschappelijke kwesties bezig zijn, bij elkaar te komen. Mensen die zich met het milieu bezig houden of boeren die opgevreten worden door de ontwikkelingen, of vakbondsmensen uit fabrieken die door de globalisering onder de voet gelopen worden. Laten we met zijn allen rond de tafel gaan zitten en zoeken naar aanknopingspunten voor een nieuw perspectief. Om anderen te motiveren deel te nemen aan de zoektocht."

 
*          *           *

Verder naar het volgende hoofdstuk >>
<< Terug naar het begin van dit hoofdstuk.
 
*          *           *
 
 
NOOT
225+. = Binder, het blad van het NAJK (Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt) van maart 2000 schrijft: "Er gaapt een groot gat tussen de prijs die boeren en tuinders ontvangen voor hun produkten en het tarief dat consumenten betalen aan de supermarktkassa. Voor onderstaande vergelijking vormen de prijzen van C 1000 het uitgangspunt. Deze keten staat bekend als een prijsbreker:
  I II III
1 kilo aardappelen (Bintje) 0,06 0,72 x 12
1 kilo appelen (Elstar) 0,60 1,32 x 2
1 bloemkool 1,00 3,99 x 4
1 kilo spruiten 0,40 1,49 x 3,5
1 kilo uien 0,10 0,86 x 8,5
1 liter boerenlandmelk (Melkunie) 0,70 1,75 x 2,5
1 ei 0,10 0,18 x 2

I: wat de boer krijgt in guldens,
II: wat de consument betaalt in guldens,
III: hoeveel keer minder de boer krijgt dan wat de consument in de supermarkt betaalt.

= J. Rummenie, landbouwdeskundige van de Nederlandse Ambassade te Buenos Aires: "In Argentinië heb ik eens gekeken hoe de prijsopbouw is. En dan zie je dat de producent maar 15 procent krijgt van wat uiteindelijk het eindprodukt oplevert. (..) Het is een bizarre situatie dat de verwerkende sector een groot gedeelte van de opbrengst opstrijkt." Berichten Buitenland - nieuwsbrief voor de Nederlandse agribusiness; ministerie Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; december 1999; pag. 5. terug
 
*          *           *

Verder naar het volgende hoofdstuk >>
<< Terug naar het begin van dit hoofdstuk.
 
 
 


_
___