Indiase boerin bij sorgumveld
 
TERREINWINST
  hoe kleine boeren uit het Zuiden
hun landbouw terugveroveren
 
Inhoudsopgave - Bestellen - Downloaden - Maandblad - Boeken  
 
Archief - Landbouwsite - Duurzaamsite - dDH - Links - Verder >>  
 
________    
____

door Joop Landman

14
 
AFRIKAANSE BOERINNEN EN BOEREN LICHTEN
LANDBOUW-VOORLICHTERS VOOR
 
boerenvernieuwers in het middelpunt zetten - mesthoop als broedmachine - ongeletterde ster-vernieuwers - zestig procent meer opbrengst door andere techniek - politiek is niet rechtlijnig - conclusie - noten
 
 
Als je de landbouwproduktie wilt opkrikken in een streek die kampt met een tekort aan regen of met een slechte grond dan leg je je oor te luister bij boeren die in deze moeilijke omstandigheden toch goede prestaties leveren. De ervaringen van deze extra-deskundige boeren probeer je vervolgens te verspreiden. Dit vormt het uitgangspunt van twee landbouwvernieuwings-programma's in acht Afrikaanse landen, die van start gingen in 1997. 1+ Het lijkt erg voor de hand liggend zo te werk te gaan, maar in feite is het een levensgrote verandering voor landbouwvoorlichters. Zo schrijven onderzoekers Chris Reij en Ann Waters-Bayer in een boek over deze twee programma's 2: "Ondanks allerlei fraaie woorden als 'vraag-gestuurd' en 'participerend' landbouwonderzoek, blijft het in de meeste Afrikaanse landen de gewoonte een techniek te 'droppen'. Ook al zijn deze technieken te duur voor de honderden miljoenen kleine boeren die zich de kostbare pakketten zaden, kunstmest en bestrijdingsmiddelen niet kunnen veroorloven. Bovendien gaat het vaak om standaard-pakketten die door een heel land aangeprezen worden, zonder rekening te houden met de landbouwkundige verschillen tussen de landstreken. Geregeld zijn deze pakketten ongeschikt voor kleine boeren in drogere gebieden of met slechte grond. Veel van deze boeren staan dan ook sceptisch tegenover technieken waar conventionele onderzoekers en voorlichters mee aankomen, ondanks de soms massieve promotie-campagnes.
(..) Met een toenemende bevolkingsdruk en een groeiend bewustzijn van de achteruitgang van het milieu zoeken boeren naar wegen om hun produktie op te voeren door gebruik te maken van wat de omgeving biedt, zonder het milieu uit te putten. Landbouw kan alleen maar duurzaam zijn als boeren actief lokale kennis blijven ontwikkelen.
(..) Ondertussen hebben de twee landbouwvernieuwings-programma's talloze verschillende boerenvernieuwingen aan het licht gebracht die bewijzen hoe ingenieus, creatief en vasthoudend kleine Afrikaanse boeren zijn."
 
 
Boerenvernieuwers in het middelpunt zetten
 
De eerste stap in de richting van deze recente vorm van landbouwvernieuwing waarbij de kennis en de ervaring van deskundige kleine boeren centraal staan, is een cursus voor landbouwvoorlichters. Zij moeten als het ware opnieuw gaan leren kijken en luisteren. Sommige van hen waren zo gefocust op het aan de man brengen van hun pakketten, dat ze zeiden: "We zijn alle dagen op het platteland, maar we hebben nog nooit een boerenvernieuwer ontmoet." Toch moesten ook zij in contact zien te komen met dit type boeren; ze moesten leren hoe navraag te doen in de dorpen en hoe een gesprek aan te knopen. Het is vooral belangrijk boerinnen en boeren te vinden die het in zich hebben met enthousiasme over hun ervaringen te vertellen aan collega-boeren.
Onderling bespraken de voorlichters welke vernieuwers en welke soorten vernieuwingen zij op het spoor gekomen waren. Zij moesten een keuze maken welke vernieuwers zij speciaal in het zonnetje zouden zetten en welke vernieuwingen bijzonder de moeite waard waren om te verspreiden. Zo ontdekten voorlichters uit Ethiopië en Tunesië dat vindingen van boerinnen vaak weinig kosten met zich meebrengen en dus bij uitstek geschikt zijn voor arme boeren.
Daarna moesten de voorlichters in nauwe samenwerking met de boerenvernieuwers afspreken hoe de effecten gemeten zouden worden. In Burkina Faso stonden alle boeren erop zelf de tellingen en metingen te verrichten en de resultaten te noteren. De voorlichters organiseerden vervolgens wederzijdse bezoeken voor boerenvernieuwers. Deze bleken uitermate inspirerend te zijn voor de boeren, ook omdat ze veel achtergrond-informatie te horen kregen van hun collega-vernieuwers. Vervolgens kwamen er discussie-bijeenkomsten met buren waarbij de vernieuwers hun werkmethoden bespraken. Zo kwamen de vernieuwers uit het isolement waarin ze vaak verkeren omdat ze anders dan anders werken. Later kwamen er open dagen waarop alle boeren uit het dorp die belangstelling hadden een kijkje op het veld konden nemen. Of er werden speciale dorpsvergaderingen belegd.
Na een jaar of drie stelden voorlichters boerenvernieuwers voor gezamenlijk onderzoek te gaan doen om bepaalde aspecten van hun werkwijze verder uit te testen. In deze onderzoeken werken boeren, voorlichters en wetenschappers samen. Aan de ene kant gaat het dan om een optimale werkwijze te vinden, maar ook om 'harde cijfers' te vergaren om erkenning te vinden bij wetenschappers, beleidsmakers en donor-organisaties.
De beide vernieuwingsprogramma's hebben de afgelopen jaren een stroom van kranteartikelen, radio- en tv-interviews, rapporten, wetenschappelijke artikelen en zelfs enkele video's opgeleverd. Ook organiseerden de mensen van de vernieuwingsprogramma's bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders aan boerenvernieuwers en belegden zij nationale en internationale congressen. De bedoeling hiervan is zowel de concrete vernieuwingen als de aanpak onder de aandacht te brengen; en vooral om wetenschappers, beleidsmakers en politici ervan te doordringen dat kleine boeren heel wat kennis in huis hebben en heel creatief kunnen zijn.
 
Mesthoop als broedmachine
Rgaya Zammouri uit het dorpje Zammour (Tunesië), een boerin van over de zeventig, voorziet haar meloenen van water met behulp van plastic flessen. Het zijn grote anderhalf liter-flessen, waarbij ze in de dop met een naald drie dunne gaatjes heeft geprikt. De flessen graaft ze met de kop naar beneden in vlak bij haar meloenplanten. Het water wat uit de fles sijpelt komt zo direct bij de wortels, zodat er geen water verloren gaat door verdampen of wegzakken in de bodem. Op deze manier kan ze met heel weinig water toe. Ze vult haar flessen met water uit de tank waarin ze regenwater verzameld heeft van het dak van haar huis.
 
Mbirika Chokri, een zeventigjarige boerin uit Sidi Aich (Tunesië), laat haar mesthoop eieren uitbroeden. Ze doet ongeveer 18 eieren in een plastic tas om uitdrogen te voorkomen. Ze graaft dan een gat in haar mesthoop, legt de tas erin en dekt het gat af met een plaatje board om de eieren te beschermen. Op het board brengt ze een laagje mest aan. Iedere dag maakt ze de zak open om de temperatuur te controleren, de lucht in de zak te verversen en de eieren om te draaien. Na een dag of twintig komen de eieren uit. Chokri zet de kuikens in een doos bij elkaar om ze warm te houden en voert ze couscous, groente en brood.

 
Ongeletterde ster-vernieuwers
 
Om wat voor een soort vernieuwingen gaat het?
 
De ervaringen van de twee onderzoeksprogramma's die sinds 1997 lopen wijzen uit dat het meestal gaat om een heel stel vernieuwingen tegelijkertijd, omdat op een boerderij alles in elkaar grijpt. Alle mogelijke soorten vernieuwing komen er voor. Op het gebied van speciale variëteiten, insektenbestrijding, zaai/plantdichtheid, vormgeving van gereedschap, voedselbereiding, bodemvruchtbaarheid, wateroogsten, waterbesparing, erosiebeperking, aanplanting van bossen en boomgaarden en noem maar op.
 
Hoe ziet een boerenvernieuwer er uit?
 
Hoewel vrouwen veel landbouwwerk doen zijn driekwart van de boerenvernieuwers, die door de twee programma's in het zonnetje gezet zijn, mannen. Dat komt waarschijnlijk omdat mannen meestal het woord voeren namens de familie. Misschien ook door de opzet van de programma's die in eerste instantie vooral gericht waren op werk op het land zelf, waar mannen een grote rol spelen. Waar de programma's keken naar het houden van vee, het verzorgen van de moestuin en het verwerken van voedsel, kwamen er meer boerinnen-vernieuwers naar voren. Ook blijkt samenwerking binnen de familie van belang te zijn voor vernieuwingen, omdat deze vaak extra werk met zich meebrengen en omdat het werk op de boerderij in familieverband gedaan wordt. De twee landbouwvernieuwings-programma's zullen in de toekomst dan ook meer aandacht gaan besteden aan overleg binnen boerenfamilies.
Veel vernieuwers blijken sterke persoonlijkheden te zijn. Dat is niet verwonderlijk als je je realiseert dat dorpsgenoten hen vaak jarenlang vijandig bejegenen omdat ze hun land 'in strijd met de tradities' bewerken.
De meeste vernieuwers zijn oudere en meer ervaren boeren. In Ethiopië vonden onderzoekers dat de meeste over de vijftig zijn. Dat komt waarschijnlijk omdat boeren pas kunnen beginnen met experimenteren als ze een eigen boerderij hebben en geen toestemming meer nodig hebben van de ouderen, en omdat veel vindingen een opeenstapeling zijn van een hele serie kleine veranderingen, die een lang groeiproces vereisen. Soms duiken er ook jonge vernieuwers op. Vaak gaat het dan om jongeren die enige jaren in een grote stad gewerkt hebben en bijvoorbeeld door een economische crisis terug komen naar hun dorp. Zij nemen dan ideeën mee uit andere streken. Veel vernieuwers blijken overigens in andere regio's gewerkt te hebben als landarbeider of soldaat, waar ze in aanraking kwamen met andere landbouwtechnieken.
Heel wat boerenvernieuwers zijn redelijk welgesteld. In Burkina Faso vonden onderzoekers dat vernieuwers die ondertussen algemeen erkenning gevonden hebben in hun dorp al zo'n vijftien à twintig jaar hun bedrijf stapje voor stapje verbeterd hebben. Met name in droge jaren hadden zij grotere opbrengsten dan de overige boeren, omdat ze allerlei voorzieningen getroffen hadden om water op te vangen en omdat ze hun bodems verbeterd hadden zodat die beter het beschikbare vocht vasthouden. Vernieuwers oefenen vaak een sterk geïntegreerde vorm van landbouw uit, waarbij ieder onderdeel van het bedrijf andere onderdelen stimuleert. Zo houden zij bijvoorbeeld varkens die groenteafval eten; de mest van deze dieren gaat dan bijvoorbeeld in een speciaal gegraven wateropvangbekken als voedsel voor de vissen die de boerin daarin uitgezet heeft; de drab uit de vijver dient vervolgens weer als compost op het veld, enzovoort.
In veel Afrikaanse landen verdienen de meeste boeren meer dan de helft van hun inkomen buiten de boerderij. Het gevolg is dat het boeren er een beetje bij komt te hangen. De boerenvernieuwers bleken over het algemeen hard werkende full-time boeren te zijn die voortdurend op hun velden in de weer zijn. Opvallend is ook dat sommige ster-vernieuwers, die hun verhaal prima naar voren kunnen brengen, ongeletterd zijn. Onderzoekers vonden geen verband tussen schoolopleiding en landbouwvernieuwing.
 
Zestig procent meer opbrengst door andere techniek
Wilbert en Emelita Mville hebben hun maïsopbrengsten met ruim zestig procent verhoogd. Ze planten de maïs niet langer in rijen, maar met zes tegelijk in gaten van ongeveer 75 bij 7 5 centimeter die ze vullen met stalmest of compost. Het boerenechtpaar experimenteert al jaren met deze methode. Na de maïsoogst zitten er nog genoeg voedingsstoffen in de grond om bladgroenten te zetten. De boer en boerin vertellen graag en goed over hun werkwijze. Vele tientallen boeren hebben hun werkwijze ondertussen overgenomen.

 
Politiek is niet rechtlijnig
 
Om met weinig overheidsgeld de landbouwproduktie van arme, kleine boeren omhoog te brengen, dient de boerenervaring en de boerenkennis in het brandpunt van de aandacht te komen. Probeer daar de gevestigde beleidsmakers uit de stad maar eens van te overtuigen. Dat blijkt in de praktijk nog niet zo eenvoudig. Vandaar dat de twee vernieuwingsprogramma's ook het proces van beleidsverandering onder de loep genomen hebben. De politiek op nationaal en internationaal niveau heeft grote invloed op de landbouw. Neem bijvoorbeeld de eis van de Wereldbank, opgenomen in de bezuinigingsprogramma's (Structurele AanpassingsProgramma's of SAPs) van veel Afrikaanse landen om de subsidie op kunstmest af te schaffen. Maar politiek op die niveaus is lastig te beïnvloeden, omdat standpunten daar sterk gepolitiseerd zijn en de beslissende kringen moeilijk benaderbaar. Bovendien worden besluiten in die regionen sneller en onverwachter genomen, zodat er weinig tijd is om tegendruk op te bouwen. Vandaar dat het handiger lijkt lokale en provinciale bestuurders en politici aan te spreken. Deze blijken wel toegankelijk te zijn voor vertegenwoordigers van boerenorganisaties, voorlichters en medewerkers van NGO's.
 
De ervaring leert dat politieke processen niet rechtlijnig verlopen. Het is vaak niet zo politici eerst een probleem analyseren, daarna een besluit nemen om dit vervolgens uit te gaan voeren. Of dat zij eerst wetten op provinciaal niveau aannemen, waarna zij met richtlijnen komen voor districten en vervolgens voor dorpen. Het is heel goed mogelijk dat een bepaalde beleidswijziging ontstaan is door een geslaagd experiment in een dorpje, waarna verschillende beleidsmedewerkers deze aanpak bevorderd hebben zonder het aan de grote klok te hangen; om pas daarna hun politieke bazen te wijzen op de fraaie resultaten. Belangrijke officiële beleidswijzigingen zijn vaak de formele bevestiging van wat in de praktijk al veranderd is door een hele reeks kleine wijzigingen.
Het is belangrijk te beseffen dat politici graag een duidelijk, voor zich zelf sprekend verhaal willen hebben. 'Dit probleem komt daardoor en zodoende moet er nu dat gebeuren.' Of: 'Als we nu niet zus of zo besluiten zal er dat of dat gebeuren.' De verhalen dienen een crisisstemming op te wekken. Tegenover heersende 'verhalen' die de waarheid geweld aandoen dien je duidelijke 'tegenverhalen' te stellen. Op het juiste moment moet je met praktische voorbeelden uit de praktijk voor de dag komen.
Landbouwvoorlichters en boerenorganisaties kunnen zich beter richten op ongewenste praktijken dan hun tanden stuk te bijten op allerlei formele regelingen. Meestal zijn er zoveel richtlijnen dat lokale bureaucraten onmogelijk alle tegelijk kunnen handhaven. Vaak ook spreken de verschillende verordeningen elkaar tegen, zijn ze onduidelijk, of is er domweg niet voldoende geld beschikbaar om ze uit te voeren. Over belangrijke zaken, bijvoorbeeld eigendomsrechten van gronden, zijn vaak geen officiële besluiten, omdat ze politiek te gevoelig liggen. Dan komt het aan op handig improviseren.
Het is belangrijk je intensief bezig te houden met de bureaucratie, om erachter te komen waar in de realiteit welke besluiten door wie genomen worden op grond van welke overwegingen. Het is goed om sleutelfiguren te benaderen, uit te nodigen voor bezoek aan een succesvolle boerderij, deel te laten nemen aan een workshop of te vragen zitting te nemen in het bestuur van je landbouwvernieuwings-organisatie. Het is belangrijk om een hele serie verschillende publikaties naar buiten te brengen over je project, die zich op verschillende doelgroepen richten. Het is zelfs nodig om een media-strategie te bedenken; daarvoor moet je misschien de hulp inroepen van een deskundige buitenstaander.
 
 
Conclusie
 
In de praktijk blijken heel wat boeren verbeteringen bedacht en uitgevoerd te hebben op hun boerderij of bezig te zijn met experimenten. Er blijken tal van praktische, lokale mogelijkheden te zijn die weinig geld kosten bijvoorbeeld om water op te vangen, de kwaliteit van de grond te verbeteren, combinaties te vormen van gewassen die elkaar stimuleren enzovoort. Vaak komen deze ervaringen niet verder dan de boerderij. Landbouwvoorlichters, boerenorganisaties, onderzoekers en NGO's kunnen deze vernieuwingen opsporen en samen met de betreffende boerinnen en boeren nauwkeurig onderzoeken en verder verspreiden. Ook kunnen zij de lokale politiek en bureaucratie bestuderen om samen met de boeren effectief te lobbyen voor een beter overheidsbeleid.
Belangrijker nog dan het verspreiden van bepaalde vernieuwingen is het scheppen van een sfeer waarin vernieuwingen kunnen gedijen, een warme belangstelling voor boerenvernieuwers, hun vondsten en hun verhaal daaromheen. Want duurzame landbouw is alleen mogelijk als een groot deel van de boeren blijft vernieuwen.
 
Noten
1+. Het gaat om de landen Burkina Faso, Cameroun, Tunesië, Ethiopië, Uganda, Kenya, Tanzania en Zimbabwe. De programma's heten 'ISWC (Indigenous Soil and Water Conservation) en PFI (Promoting Farmer Innovation in Rainfed Agriculture). terug
2. Dit artikel is volledig gebaseerd op het boek Farmer Innovation in Africa - a source of inspiration for agricultural development; Chris Reij en Ann Waters-Bayer redactie; Earthscan; Londen, 2001; te leen bij het Tropeninstituut (KIT) te Amsterdam. terug
 
*          *           *

Verder naar het volgende hoofdstuk.
< Terug naar het begin van dit hoofdstuk.
<< Terug naar het vorige hoofdstuk of naar de inhoudsopgave.
 
 


_
___