Indiase boerin bij sorgumveld
 
TERREINWINST
  hoe kleine boeren uit het Zuiden
hun landbouw terugveroveren
 
Inhoudsopgave - Bestellen - Downloaden - Maandblad - Boeken  
 
Archief - Landbouwsite - Duurzaamsite - dDH - Links - Verder >>  
 
 
________    
____

door Joop Landman

BIJLAGE 1 - INDIA
 
 
India bestaat uit 28 deelstaten, zeven gebieden onder centraal gezag en het nationale hoofdstadgebied Delhi. Er zijn 24 miljoenensteden, waaronder New Delhi, Mumbai (Bombay), Kolkata (Calcutta), Lucknow, Hyderabad, Bangalore en Chennai (Madras). Het land is een parlementaire democratie. Het staatshoofd is een president, die eens in de vijf jaar gekozen wordt, net als de leden van de Lok Sabha (Tweede Kamer). De partij of een coalitie van partijen met een meerderheid in het parlement benoemt de minister-president en de andere ministers. De twee belangrijkste partijen zijn de Congrespartij (Indian National Congress) en de BJP (de Hindu-nationalistische Bharatiya Janata Party). 1
India is wat je noemt 'multicultureel': het heeft ongeveer 180 talen, waarvan achttien een officiële voertaal zijn. Ook kent het meer dan tien officiële schriften. Ruim tachtig procent van de Indiërs is hindu en ruim tien procent moslim, maar verder zijn er ook nog heel wat christenen, boeddhisten en sikhs.
 
India is dichtbevolkt. Qua oppervlakte is het drie keer zo klein als de Verenigde Staten, maar qua bevolking vier keer zo groot: er leven ruim een miljard mensen. Dat is een zesde van de totale wereldbevolking. Ruim de helft van de totale landoppervlakte is geschikt voor landbouw. Dat is een bijzonder groot gedeelte.
India is een land van kleine boeren. Zeventig procent van de bevolking woont op het platteland en is afhankelijk van de landbouw. Tachtig procent van de Indiase boerenfamilies beschikt over minder dan twee hectare grond; de helft zelfs over minder dan drie acre (1,2 hectare). Twee derde van de grond heeft geen irrigatie; toch leveren deze droge gebieden ruim veertig procent van het voedsel.
 
In 1947 trokken de Britten zich uit India terug na een koloniale overheersing van twee eeuwen. De landbouw leverde te weinig op voor de toenmalige bevolking. De Britten hadden de vruchtbaarste gronden bestemd voor de productie van katoen, indigo, suikerriet, papaver en andere þgrondstoffenþ die hun industrie nodig had. Deze politiek heeft in de koloniale tijd veel grote hongersnoden veroorzaakt, waarbij miljoenen Indiërs omgekomen zijn. Tot in de zestiger jaren heeft India veel voedsel moeten importeren.
In de vijftiger jaren begon de regering een herstructurering van de landbouw om de productie te verhogen. Centraal stond een landhervorming waarbij kleine boeren en landlozen grond toegewezen zouden krijgen. De plattelandselite, de grootgrondbezitters en de geldwoekeraars, die goede banden hadden met de regerende Congrespartij, wisten de landhervorming te voorkomen.
India nam toen uit de Verenigde Staten het landbouwontwikkelingsmodel over waarbij onderzoeksinstituten van universiteiten de spil vormen. Het Indian Agricultural Research Institute maakte tarwevariëteiten met hoge opbrengsten uit Mexico en de Verenigde Staten geschikt voor het Indiase klimaat. Zo begon in 1964 de Groene Revolutie. Staatssteun voor irrigatiewerken, elektriciteit, wegenaanleg, leningen en landbouwvoorlichting richtte zich in eerste instantie op de grote en rijke boeren.
 
Tussen 1967 en 1990 groeide India's tarweproductie jaarlijks met ruim vijf procent. In de tachtiger jaren groeide de rijstproductie met een dikke vier procent per jaar. De overheid richtte zich met de Groene Revolutie speciaal op de noordwestelijke deelstaten Punjab en Haryana (en ook wel Gujarat en Andhra Pradesh). Daar liggen de beste gronden, is het klimaat het meest geschikt, en door de koloniale geschiedenis vind je daar de meeste grote boerenbedrijven. Zo konden de overheid en de wetenschappelijke instituten snel resultaten boeken met de nieuwe aanpak. Het gevolg was wel dat het grootste gedeelte van de boeren niet profiteerde van de vernieuwingen. In de loop van de negentiger jaren openbaarden zich grote ecologische problemen in Punjab en Haryana: uitputting en verzilting van de grond en een dalende grondwaterspiegel.
 
In de zeventiger jaren leende India veel geld voor zijn ontwikkelingsprogrammaþs. In 1991 raakt het land in acute geldproblemen door de hoge olieprijzen ten gevolge van de Golfoorlog. Het was niet meer in staat haar financiële verplichtingen na te komen. De buitenlandse schuld bedroeg toen 63 miljard dollar. India moest een Structureel Aanpassings-Programma van het IMF accepteren om nieuwe leningen los te krijgen. Al in de tachtiger jaren had India langzaam maar zeker afstand genomen van het staatssocialisme van Nehru, de grondlegger van het onafhankelijke India, maar van nu af aan werd de economische politiek echt neo-liberaal: gericht op export en (buitenlandse) investeerders.
 
Noot
1. Shining India? - economic liberalization and rural poverty in the 1990s; Anders Riel Müller en Raj Patel; Food First - Institute for Food and Development Policy; mei 2004. terug

 
*          *           *

>> Verder naar de volgende bijlage.
< Terug naar het begin van deze bijlage.
<< Terug naar het gedicht of naar de inhoudsopgave.
 
 
 


_
___