De armoedige
levensvisie
van het
rijke Westen
 
 
 
VANDANA  SHIVA - 6
 
  Inhoudsopgave van dit boek - Bestellen - Downloaden - Maandblad - Boeken       
 
Landbouwsite - Duurzaamsite - dDH - Archief - Links - Verder >>  
 
 
________    
____
 
 
HET NOORDEN DEKOLONISEREN  
 
door: Vandana Siva
 
 
ethische kolonisatie - economische kolonisatie - intellectuele kolonisatie
 
De blanke man belast de aarde steeds meer, vooral het Zuiden. De geschiedenis van de laatste 500 jaar laat telkens weer zien dat wanneer het Noorden natuur en volken buiten het Noorden koloniseert, de koloniserende mannen en de koloniserende maatschappij zichzelf superieur vonden en dat zij dus verantwoordelijk waren voor andere volken en culturen, voor de toekomst van de aarde. De zware last, die op de schouders rust van de blanke man, komt voort uit dit superioriteitsgevoel. Uit het idee van de zware last komen de werkelijke zware lasten voort die de blanke aan natuur, vrouwen en andere volken oplegt. Daarom is dekolonisatie van het Zuiden nauw verbonden met de dekolonisatie van het Noorden.
Gandhi beklemtoonde dat het bij vrijheid om de ervaring van individuen gaat; dat niet alleen de onderdrukten van de wereld zich één voelen, maar dat in bredere zin de onderdrukkers eveneens gevangen zitten in een cultuur van onderdrukking. Dekolonisatie is daarom voor de kolonisator evengoed van belang als voor de gekoloniseerde. Dekolonisatie van het Noorden is ook van wezenlijk belang omdat het proces van verrijking tegelijkertijd armoede voortbrengt, het vergaren van kennis tegelijkertijd onwetendheid schept en het verwerven van vrijheid tegelijkertijd onvrijheid.
In de beginfase van de kolonisatie bestond de zware last van de blanke man uit zijn behoefte de niet-blanke volken 'beschaving bij te brengen'. Dit betekende voor hen vooral dat ze beroofd werden van hun natuurlijke hulpbronnen en rechten. In een latere kolonisatie-fase torste de blanke de zware last van de 'ontwikkeling' van de Derde Wereld. Opnieuw betekende dit dat lokale gemeenschappen natuurlijke hulpbronnen en rechten verloren. Nu staan we op de drempel van de derde kolonisatie-fase, waarin de blanke gebukt gaat onder zijn opdracht het milieu te redden, speciaal het milieu van de Derde Wereld. En opnieuw betekent dit dat hij controle moet uitoefenen over rechten en natuurlijke hulpbronnen.
Iedere keer wanneer het Noorden controle over nieuwe aspecten van het leven van de bevolking in het Zuiden opeiste, rechtvaardigde het zich met een of andere 'zware last van de blanke man', die voortkomt uit zijn superioriteitsgevoel. Doordat de blanke man zo'n zware last torst, krijgen, paradoxaal genoeg, de aarde en andere volken nieuwe lasten te dragen in de vorm van milieuvernietiging, armoede en onteigening. Dekolonisatie van het Noorden is van wezenlijk belang voor het oplossen van de zogenaamde de 'milieu- en ontwikkelingscrisis' in het Zuiden. De voorschriften van het Noorden hoe het Zuiden het best gered kan worden, hebben altijd nieuwe lasten en nieuwe slavernij opgeleverd. De redding van het milieu kan niet bereikt worden op de oude koloniale manier van de blanke man die zware lasten torst. Dat is op ethische, economische en epistemologische gronden onmogelijk.
 
 
Ethische kolonisatie: van de democratie-van-al-het- leven tot de overheersing van de natuur door de mens
 
De meeste niet-Westerse culturen zijn gegrondvest op de democratie-van-al-het-leven. Als schoolmeisje was de eerste les die ik leerde in de Hindi-klas dat mensen lid zijn van de Vasudhaiva Kutumkam, de familie van de aarde. Rabindranath Tagore, onze nationale dichter, schreef, toen de onafhankelijkheidsbeweging op haar hoogtepunt was, in Tapovan, dat de Indiase cultuur zich onderscheidt van andere culturen door de levensprincipes van de natuur te definiëren als de hoogste vorm van culturele evolutie.
 
"De cultuur van het bos is als een krachtige brandstof voor de Indiase maatschappij. Haar cultuur die uit het bos opbloeide, is benvloed door de diverse processen van vernieuwing van het leven die altijd spelen in het bos, variërend van soort tot soort, van jaargetijde tot jaargetijde, wisselend in aanblik, geluid en geur. Het één-makende principe van leven in diversiteit, van democratisch pluralisme, is zo het principe van de Indiase beschaving geworden." 1

 
Als bron van leven werd de natuur vereerd als iets heiligs en werd de menselijke evolutie afgemeten naar het vermogen zowel intellectueel als emotioneel een wisselwerking aan te gaan met de natuur, in harmonie met haar ritmes en structuren. Uiteindelijk is de ecologische crisis geworteld in de misvatting dat de mens geen deel uitmaakt van de democratie van de natuur; dat hij los staat van de natuur en erboven. Zo zag bijvoorbeeld de beroemde natuurwetenschapper Robert Boyle, die ook gouverneur van de New England Company was, in de mechanica een instrument om macht uit te oefenen niet alleen over de natuur, maar ook over de oorspronkelijke bewoners van Amerika. Hij verklaarde openlijk dat het zijn bedoeling was de indianen uit New England te bevrijden van hun absurde ideeën over de werking van de natuur. Hij bestreed hun idee dat de natuur "een soort god" was en voerde aan dat "de diepe verering voor wat men natuur noemt, een ontmoedigend beletsel is voor de mens om gezag uit te oefenen over de inferieure schepselen Gods." 2 "Het gezag van de mens over inferieure schepselen Gods" kwam dus in de plaats van de "familie van de aarde".
Deze beperking van het blikveld was van wezenlijke betekenis voor het kolonialisme en kapitalisme. Het concept van een familie van de aarde sloot exploitatie en overheersing uit. Daarom was een ontkenning van de rechten van de natuur en de samenlevingen die gebaseerd zijn op de natuur essentieel om hen ongecontroleerd uit te kunnen buiten en winst te kunnen maken. Zoals Crosby opmerkt: "Tijdens de eeuwen van het Europese imperialisme leidde het christelijke standpunt dat alle mensen broeders zijn keer op keer tot het vervolgen van niet-Europeanen. Hij die mijn broeder is begaat de zonde dat hij niet is zoals ik ben." 3 Telkens wanneer de Europeanen inheemse volken van Amerika, Afrika of Azië 'ontdekten' bestempelden zij hen tot wilden, die verlost moesten worden door een superieur ras. Zelfs slavernij was daarom gerechtvaardigd en een weldaad tegenover de tot slaaf gemaakte Afrikanen, omdat deze hen uit de 'eindeloze nacht van de wilde barbarij' in de armen van een 'superieure beschaving' voerde. Alle wreedheid was toegestaan vanwege die veronderstelde superioriteit en de exclusieve status van volledig menszijn, die de Europese man bereikt had. Het uitmoorden van inheemsen, waar dan ook, werd moreel gerechtvaardigd met de redenering dat zij geen echte mensen waren; ze behoorden tot de fauna. Zoals Pilger constateerde gold dat volgens de Encyclopedia Britannica zeker voor de inheemse volken van Australië. "De Australische mens is een roofdier, wreder dan de lynx, het luipaard of de hyena, hij verslindt zijn eigen mensen." 4 In het Australische leerboek Triumph in the Tropics worden de Australische aboriginals vergeleken met hun half wilde honden. 5 Als dieren had de inheemse bevolking van Australië, Amerika, Afrika en Azië geen mensenrechten. Zoals Basil Davidson opmerkt, bestond de morele rechtvaardiging voor het binnendringen van het gebied en het onteigenen van grond en bezittingen van andere volken uit de veronderstelde 'natuurlijke' superioriteit van de Europeanen tegenover de 'wetteloze stammen' en de 'wild rond rennende volken'. 6
Wetenschappelijke en religieuze missies ontkenden de rechten van de natuur. Bij de wetenschappelijke revolutie vernietigde de mechanica het idee van een zichzelf herstellende, zichzelf organiserende natuur die al het leven in stand houdt. Voor Bacon, die de vader van de moderne wetenschap wordt genoemd, was de natuur niet langer Moeder Natuur, maar een vrouw die door een agressieve mannelijke geest veroverd moest worden. Deze nieuwe kijk op de natuur, die veranderde van een levende, voedende moeder in een levenloze manipuleerbare materie, kwam, benadrukt Carolyn Merchant 7, het groeiende kapitalisme bijzonder goed van pas kwam omdat deze het niet zonder uitbuiting kon stellen.
 
"Het opzijschuiven van animistische, organische opvattingen over de kosmos veroorzaakte de dood van de natuur - het meest verstrekkende effect van de wetenschappelijke revolutie. Omdat de natuur nu werd gezien als een systeem van dode, levenloze deeltjes, bewogen door externe, in plaats van innerlijke krachten, kon de mechanica van Newton zelf het manipuleren van de natuur rechtvaardigen. Bovendien, als filosofisch stelsel sloot de mechanica aan bij een waardestelsel gebaseerd op macht, wat juist de richting was die het handelskapitalisme insloeg." 8

 
Terwijl we de ethische aspecten van de ecologische crisis terug kunnen voeren op de zelf bedachte zware last van de blanke man als de enige soort met rechten, vormen de milieuproblemen voor hem opnieuw een zware last. De ethiek van het Noorden wordt nu ruimhartig uitgebreid door andere soorten en volken rechten toe te kennen. Maar let wel, terwijl in de Europese gedachtengang het idee doorbreekt dat de natuur in al zijn verschijningsvormen rechten heeft, heeft zij een blinde vlek voor het verlies van de rechten van de natuur op diepere niveaus dan ooit tevoren, en voor de inperking van het recht van volken om te overleven. Deze gespletenheid wordt het beste geïllustreerd aan de hand van problemen rond biodiversiteit. Terwijl aan de ene kant biodiversiteit op ethische gronden verdedigd wordt vanwege haar intrinsieke waarde en vanwege het bestaansrecht van alle soorten, worden ontwikkelingen in de biotechnologie gebaseerd op de aanname dat soorten geen intrinsieke waarde hebben. Daar worden soorten van hun rechten beroofd. En aangezien de ethiek van de democratie-van-al-het-leven laat zien dat je geen onderscheid kan maken tussen rechten van de natuur en rechten van mensengemeenschappen, is deze nieuwe verkrachting van de rechten van de natuur nauw verbonden met de verkrachting van de rechten van boeren, inheemse volken en vrouwen als kenners en gebruikers van biodiversiteit.
 
 
Economische kolonisatie: de toename van overvloed en armoede
 
Twee economische mythen vergemakkelijken de scheiding van twee processen die nauw met elkaar verbonden zijn: de groei van overvloed en de groei van armoede. De eerste mythe vertelt dat alleen toename van kapitaal werkelijke groei is. Onopgemerkt blijft de vernietiging van de natuur en de zelfvoorzieningseconomie van de bevolking die de noodzakelijke voorwaarde is van deze groei. De twee gelijktijdig geschapen externe effecten van de groei - milieuvernietiging en armoede - worden dan met elkààr in oorzakelijk verband gebracht, en niet met de groei. Armoede, zo wordt gezegd, veroorzaakt milieuvernietiging. De ziekte wordt dan het medicijn: groei zal het armoedeprobleem oplossen en vooral de milieucrisis die zij heeft veroorzaakt. Deze boodschap verkondigen de ontwikkelingsrapporten van de Wereldbank, het Brundtlandrapport Our Common Future 9 en de UNCED (United Nations Conference on Environment and Development, Rio de Janeiro, 1992).
De tweede mythe die de overvloed los maakt van de armoede is, zoals al eerder gezegd, de aanname dat je niet produktief bent, als je datgene consumeert wat je zelf produceert. Deze aanname ligt ten grondslag aan de bepaling van het nationale produkt, de maatstaf van de economische groei. Beide mythen stellen groei en consumentisme fraaier voor dan ze zijn en ze verhullen ook de werkelijke processen die de armoede veroorzaken. Vooral omdat de markteconomie, die gedomineerd wordt door het kapitaal, niet de enige economie is. Toch wordt bij ontwikkeling alleen gekeken naar de groei van de markteconomie. De onzichtbare kosten van de economische ontwikkeling worden gedragen door de andere twee economieën: die van de natuurlijke processen en die van het overleven van de bevolking. Door de onbekendheid met of de ontkenning van deze twee economieën veroorzaakt ontwikkeling milieuvernietiging en bedreigt zij het voortbestaan van de mensheid. Toch blijven deze beide negatieve externe effecten van ontwikkelingsprocessen verborgen.
Handel en het ruilen van goederen en diensten hebben altijd bestaan in menselijke samenlevingen, maar ze waren ondergeschikt aan de economieën van de natuur en de bevolking. Door de markt en het door mensen gevormde kapitaal als het hoogste organiserende principe voor de samenleving te beschouwen, zijn de twee andere organiserende principes - de ecologie en de overlevingseconomie - verwaarloosd en vernietigd, terwijl deze twee toch het leven in de natuur en de samenleving gaande houden en stimuleren.
De moderne ideeën over economie en ontwikkeling treffen we slechts aan in een miniem gedeelte van de geschiedenis van de menselijke interactie met de natuur. Eeuwenlang verschaften de principes van zelfvoorziening samenlevingen de materiële basis om te overleven doordat ze alles wat nodig was voor het levensonderhoud direct van de natuur betrokken. De grenzen van de natuur werden gerespecteerd en bepaalden de grenzen van de menselijke consumptie. In de meeste Zuidelijke landen voorzien nog steeds heel veel mensen in hun levensonderhoud via de overlevingseconomie, onzichtbaar voor de economische ontwikkeling, die alleen oog heeft voor de markt. Uiteindelijk zijn alle mensen in alle samenlevingen voor hun overleven afhankelijk van de natuur-economie. Wanneer zelfvoorziening het organiserende principe voor de relatie van de samenleving met de natuur is, is de natuur een gemeenschappelijk goed. Zij wordt een hulpbron als winst en opeenhoping van kapitaal de organiserende principes gaan vormen, die exploitatie van natuurlijke hulpbronnen voor de markt onontkoombaar maken. Zonder schoon water, vruchtbare aarde en genetische diversiteit bij voedselgewassen en andere planten kan de mensheid niet overleven. De economische ontwikkeling, die het gemeenschappelijke bezit van de natuur vernietigd heeft, loopt uit op een nieuwe botsing; een conflict tussen de economie van de natuur en de overlevingseconomie, omdat mensen, die door de ontwikkeling beroofd zijn van hun traditionele middelen om te overleven en van het land waarvan ze gewoonlijk gebruik maakten, gedwongen zijn te overleven van een alsmaar afkalvende natuur.
Terwijl men nu begint in te zien dat ontwikkeling, economische groei en commercialisering de wortel vormen van de milieucrisis, worden zij, paradoxaal genoeg, toch als medicijn aangeboden tegen de milieucrisis onder het mom van 'duurzame ontwikkeling'. Daardoor is de werkelijke betekenis van duurzaamheid verloren gegaan. De ideologie van duurzame ontwikkeling zit gevangen binnen de grenzen van de markteconomie. In deze visie staan conflicten over natuurlijke hulpbronnen en milieuvernietiging los van de economische crisis. 'Duurzame ontwikkeling' biedt de uitbreiding van de markteconomie aan als een oplossing voor deze crisis. Het gevolg is dat er in plaats van programma's voor geleidelijk herstel van de natuur- en overlevingseconomie maatregelen voorgeschreven worden om de natuurlijke hulpbronnen onmiddellijk nog intensiever te exploiteren en daar extra in te investeren. Clausen, de president van de Wereldbank beweerde dat "een beter milieu, meestal afhangt van voortgaande groei." 10 Later bracht Chandler 11 dit argument opnieuw naar voren om een markt-vriendelijke oplossing te bepleitten voor milieuproblemen, omdat hij gelooft dat levensvatbare plannen tot natuurbehoud alleen van de markt kunnen komen.
Overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen bevordert economische groei en deze maakt op haar beurt deze hulpbronnen schaars. Voortgaande economische groei kan niet tot herstel leiden van die gebieden die vernietigd worden om die economische groei mogelijk te maken; de natuur krimpt in als het kapitaal groeit. De groei van de markt kan de crisis niet oplossen die zij voortbrengt. Bovendien, natuurlijke hulpbronnen kunnen wel veranderd worden in klinkende munt, maar geld kan niet omgezet worden in ecologische processen. In de economie van de natuur is het betaalmiddel niet geld, maar leven. Omdat de produktie in de economie van de natuur en van het volk over het hoofd gezien wordt, tellen deze economieën niet mee. In de zelfvoorzienings- economieën van het Zuiden zijn de producenten tegelijkertijd consumenten en beheerders, maar hun produktiviteit wordt ontkend en ze worden gereduceerd tot alleen maar consumenten. Het programma tot het behoud van biodiversiteit van de Wereldbank, het World Resources Institute (WRI), de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) en het Wereldnatuurfonds (WWF) illustreert deze gedachtengang. 12 In dit voorstel wordt economische waarde onderverdeeld in de volgende categorieën:
  • consumptiewaarde: waarde van produkten die direct geconsumeerd worden, buiten de markt om, zoals brandhout, veevoer en wild;
  • produktieve waarde: waarde van produkten die verhandeld worden; en
  • niet-consumptieve waarde: indirecte waarde van ecosystemen, zoals bescherming van een rivierdal, fotosynthese, klimaatregeling en vorming van aarde.
Zo is een interessant waarde-schema gemaakt, dat analyse en mogelijkheden bepaalt. Als de armen uit het Zuiden, die alles voor hun levensonderhoud direct van de natuur betrekken, alleen maar 'consumenten' zijn, en bedrijfsleven en handel de enige 'producenten', dan volgt daar heel vanzelfsprekend uit dat het Zuiden verantwoordelijk is voor de afbraak van zijn biologische overvloed, en dat alleen het Noorden in staat is deze te beschermen. Deze ideologisch geconstrueerde tegenstelling tussen consumptie, produktie en beheer verdoezelt de politieke en economische processen die ten grondslag liggen aan de vernietiging van de biologische diversiteit. Maar het ontkent vooral dat het Zuiden een belangrijke donor is van het Noorden wat betreft biologische materiaal, grondstoffen en zelfs financiën. De belangrijkste mythe die bij de dekolonisatie van het Noorden ontzenuwd moet worden, is het sprookje dat er alleen een goederen- en geldstroom van het Noorden naar het Zuiden gaat. In feite exporteerden de arme landen uit het Zuiden in de tachtiger jaren enorme sommen. Netto ging er jaarlijks vijftig miljard dollar van het Zuiden naar het Noorden. 13 De geldstroom zou nog veel groter zijn, als we de waarde van planten, genetisch materiaal, goedkope cassave, sojabonen, vis en bosprodukten meerekenen, die het Zuiden gedeeltelijk aan het Noorden 'schenkt' - aangezien de lage wereldmarktprijzen voor deze goederen hun waarde voor het milieu of de samenleving niet weergeven. Dezelfde processen die voor overvloed in het Noorden zorgen, veroorzaken armoede in het Zuiden.
 
 
Intellectuele kolonisatie: de toename van kennis en onwetendheid
 
Nooit eerder groeide de menselijke kennis zo razend snel - nooit eerder was de onwetendheid over onze wereld groter. En die onwetendheid komt voornamelijk voort uit de explosieve groei van de wetenschappelijke kennis.
 
Zoals Ravetz stelt: "We kunnen niet langer het traditionele beeld vasthouden dat wetenschap de onwetendheid terugdringt ... Onwetendheid zal ons altijd vergezellen, en juist de door mensen geschapen onwetendheid vormt een grote en toenemende bedreiging van ons voortbestaan ... Het systeem handhaaft haar geloofwaardigheid door een soort 'onwetendheid van de onwetendheid' af te dwingen." 14

 
Wanneer we kijken naar de complexiteit en de onderlinge samenhang van de kringlopen waarmee Gaia haar evenwicht in stand houdt, wanneer we het massieve geweld wat we nu op haar loslaten beschouwen, en het primitieve wetenschappelijke instrumentarium waarmee we haar codes trachten te ontcijferen, dan kunnen we werkelijk spreken van een door mensenhanden gemaakte onwetendheid. Afhankelijk van onze relatie met Gaia kunnen we die onwetendheid misdadig of betreurenswaardig noemen. Een kennissysteem dat 'onwetendheid van de onwetendheid' afdwingt, heeft de belangrijkste plaats toegewezen gekregen bij het scheppen van de moderne wereld. Wetenschap wordt de motor van groei en vooruitgang genoemd. Aan de ene kant beschouwt de huidige maatschappij zichzelf als een beschaving gebaseerd op de wetenschap, die de manier van denken bepaalt en de impuls is tot sociale verandering. In deze visie is wetenschap bewust opgenomen in de maatschappij. Aan de andere kant gaat men ervan uit dat wetenschap, in tegenstelling tot alle andere maatschappelijke organisaties en alle andere vormen van sociale produktie waardevrij is en universeel en zodoende boven de maatschappij staat. Zij kan niet openlijk bevraagd, noch beoordeeld of geëvalueerd worden.
 
Zoals Harding opmerkt: "God noch traditie is bevoorrecht met zoveel geloofwaardigheid als wetenschappelijke rationaliteit in moderne culturen. ... De heiligheid van de wetenschap maakt het nauwkeurig onderzoeken van wetenschap, op dezelfde manier als ieder ander instituut of stelsel van sociale gebruiken, tot een taboe." 15

 
Wetenschap is een produkt van het maatschappelijke krachtenspel; de onderwerpen, waarmee de wetenschap zich bezig houdt, worden bepaald door een kleine maatschappelijke groepering. Toch heeft de huidige wetenschapsbeoefening de bevoorrechte epistemologische positie toegewezen gekregen sociaal en politiek neutraal te zijn. Zo toont de wetenschap een dubbel gezicht: zij biedt technologische oplossingen voor sociale en politieke problemen, maar schuift de verantwoordelijkheid voor de nieuwe sociale en politieke problemen, die zij zelf veroorzaakt, van zich af. Het wetenschappelijke denken organiseert en verandert de natuurlijke en maatschappelijke orde en weerspiegelt daarbij de prioriteiten en opvattingen van een bepaalde klasse, sexe en cultuur. Omdat zowel de natuur als de maatschappij echter hun eigen orde hebben, gaat het opleggen van een nieuwe orde niet vanzelfsprekend ordelijk en probleemloos. Vaak verzetten bevolking en natuur zich, een verzet dat opzij geschoven wordt als 'onverwachte neveneffecten'. Wetenschap blijft immuun voor oordelen vanuit de maatschappij, en sluit zich af voor de effecten die zij veroorzaakt. Op deze schizofrene manier wordt de 'heiligheid' van de wetenschap gecreëerd.
Voor een goede Noord-Zuidrelatie is het noodzakelijk de verborgen verbanden tussen wetenschap, techniek en maatschappij aan het licht te brengen en duidelijk te maken wat buiten de discussie gehouden wordt. Er kunnen geen evenwichtige en verantwoordelijke relaties tussen Noord en Zuid bestaan, zolang wetenschap en techniek en de belangen die zij steunen geen maatschappelijke verantwoording wensen af te leggen. Bij de biotechnologische revolutie is de behoefte aan verantwoording van vitaal belang, belangrijker dan ooit. Nu bindende internationale afspraken, die bepaalde ethische en politieke grenzen hadden kunnen trekken, ontbreken zal de biotechnologische revolutie de polarisatie tussen Noord en Zuid, tussen rijk en arm vergroten. De verhouding tussen wetenschap, techniek en samenleving zal nog schever worden aangezien een klein deel van de maatschappij een monopolie heeft op deze kennis en de winsten opstrijkt, die voortvloeien uit de biotechnologische revolutie. De rest van de maatschappij is uitgesloten van de kennis en de winsten, maar wordt wel gedwongen de ecologische, politieke en economische lasten te dragen. Als er geen instellingen geschapen worden om de sociale verantwoordelijkheid en maatschappelijke controle gestalte te geven, zullen alle riskante produkten die eraan komen in het Zuiden uitgeprobeerd worden. De bewoners van de Derde Wereld zullen de proefkonijnen worden en het Zuiden zal de stortplaats worden voor gevaarlijke afvalstoffen, terwijl de winsten naar het gendustrialiseerde Noorden vloeien. In feite is dit proces al begonnen; het is geen angst voor de toekomst, het is nu al werkelijkheid.
De activiteiten van de UNCED maken de technologie troebeler, mystieker en magischer, in plaats van de heiligheid van wetenschap en techniek aan te vallen en deze structuren doorzichtiger te maken. Het idee, dat de natuur ontoereikend is en dat de techniek haar zou kunnen verbeteren, vormde de aanzet tot de milieucrisis. In de dominante gedachtengang wordt nu de ziekte als medicijn aanbevolen en 'technologie- overdracht' is het wondermiddel tegen iedere milieuziekte. Zoals Angus Wright benadrukte: "Historisch gezien behaalden wetenschap en techniek hun eerste resultaten door niet langer uit te gaan van wonderen in de materiële wereld. Het zou misschien geen gek idee zijn tot dat uitgangspunt terug te keren." 16
Voor de dekolonisering van het Noorden is het een belangrijke stap de almacht van wetenschap en techniek om milieuproblemen op te lossen ter discussie te stellen. De tweede stap zou moeten zijn niet langer te berusten in de alsmaar toenemende, alles doordringende macht van het 'intellectuele eigendomsrecht'. Terwijl het Zuiden nog gebukt gaat onder de lasten van het kolonialisme, krijgt het er alweer nieuwe neo-koloniale lasten erbij. De GATT (General Agreement on Tariffs and Trade, Algemene Overeenkomst over Prijzen en Handel) gaat op dezelfde manier te werk als de oude East India Company: zij verlangt vrijheid voor de financiële en industriële belangen van het Noorden en erkent de vrijheid van de bevolking van het Zuiden en hun recht om te overleven niet. Die rechten worden behandeld als barrières voor de wereldhandel, die niks met 'prijsafspraken' te maken hebben. Net als in vroegere kolonisatie-fasen worden de oorspronkelijke bewoners van het Zuiden beroofd van hun burgerrechten door in iedere staat de weg vrij te maken voor de super-burgerrechten van staatloze ondernemingen. Opnieuw gaan handel en roof hand in hand, vooral bij de TRIPs (Trade-Related Intellectual Property Rights, met Handel Verbonden Intellectuele Eigendomsrechten - onderdeel van de GATT). Omdat land, bossen, rivieren en oceanen allemaal al gekoloniseerd zijn, móeten er wel nieuwe 'gebieden' gevonden worden om te koloniseren, omdat de kapitaalsgroei anders zou stoppen. De enige overblijvende gebieden zijn die binnenin - binnenin planten en binnenin lichamen van dieren en vrouwen.
Voor een humane visie lijkt geen plek meer te zijn. De ruimte die er was voor mens-elijkheid en alsmaar veranderend leven, heeft plaats gemaakt voor de opvatting dat het verstand het allerbelangrijkste is en dat een menselijke kijk een zuivere verstandelijke benadering alleen maar kan vertroebelen. Omdat het Noorden het contact verloren heeft met leven-temidden-van-de-natuur is het vergiftigd geraakt met het idee de natuur te kunnen herscheppen naar zijn eigen - dorre - verlangens, en in feite zelf voor God te kunnen spelen. Een dode planeet zal uiteindelijk het verschrikkelijke gevolg hiervan zijn - of eventueel een werkelijk on-menselijke, volstrekt kunstmatige wereld, temidden van een troosteloze natuurlijke woestenij. Niet zoals in 1984, maar meer nog als in Aldous Huxley's eerdere satirische novelle Brave New World.
Door het 'intellectuele eigendomsrecht' verliezen mensen op tal van niveaus hun rechten. Om te beginnen is het besef, dat kennis gemeenschappelijk bezit is, verloren gegaan. Dan kan het idee ontstaan van een lichaamloze geest die kennis bezit. Privaat in de uitdrukking 'privaat eigendom' komt van het Latijnse privare, wat 'roven' betekent. De wetten van het private eigendom, die in de vijftiende en zestiende eeuw van kracht werden, braken het gemeenschappelijk recht van de bevolking op bossen en weidegronden af en schiepen zo de maatschappelijke voorwaarden voor kapitaalsaccumulatie door industrialisatie. De nieuwe wetten van het private eigendom waren bedoeld om het particuliere eigendomsrecht op handelsgoederen te beschermen ten koste van de gemeenschappelijke rechten op gemeenschapsgronden, de basis van de zelfvoorzieningseconomie.
Handelsovereenkomsten zijn merkwaardige plaatsen om mentale produkten te bespreken. Toch is dat precies wat er gebeurde toen de TRIPs onder pressie van de rijke landen op de agenda kwamen van de Uruguay ronde van de GATT- onderhandelingen. De multinationals van het Noorden sturen hun vertegenwoordigers nu naar alle landen van de wereld om te pleiten voor een strikte bescherming van het intellectuele eigendomsrecht, ten minste voor alles wat in hun laboratoria gemaakt kan worden. En de nieuwe technologieën omvatten nu ook het leven. Bekeken vanuit de multinationals is het intellectueel eigendomsrecht van wezenlijk belang voor vooruitgang en ontwikkeling. Landen die dit soort rechtsbescherming niet bieden worden ervan beschuldigd nationale belangen te laten prevaleren boven 'internationaal' geaccepteerde principes van vrije handel. De multinationals hameren erop dat het intellectueel eigendomsrecht gerespecteerd móet worden om investeringen en onderzoek te stimuleren.
Zuidelijke landen als India hebben daarentegen hun patentwetten aangepast om technologie-overdracht te bevorderen en om te voorkomen dat ze nog afhankelijker worden van de multinationals. Vitale economische sectoren zoals de voedselvoorziening en gezondheidszorg zijn uitgesloten van controle door de monopolies. Ook zijn de voorwaarden tot gedwongen licentieverlening aangevuld met bepalingen dat patenten gebruikt moeten worden in plaatselijke produktieprocessen, op straffe van het vervallen van de patentrechten. 17
In de zestiger en zeventiger jaren vond de discussie over intellectueel eigendomsrecht plaats in het kader van de Verenigde Naties. Maar in de tachtiger jaren besloten de rijke landen dat deze discussie verplaatst moest worden van de VN, waar de meerderheid van de wereld heerst, naar de GATT, waar een minderheid, het geïndustrialiseerde Noorden, het in feite voor het zeggen heeft. De Zuidelijke patentwetgeving, ontworpen om de belangen van de bevolking te beschermen tegen de monopolies, wordt niet meer beschouwd als een instrument tot ontwikkeling, maar als een dekmantel voor het verduisteren van geld. Als de wetgeving rond intellectueel eigendomsrecht zo aangescherpt wordt als de VS dat wenst, zal er tien keer zoveel extra geld van de arme naar de rijke landen stromen als nu door de schuldencrisis. De multinationals, waartegen de burgers beschermd zou moeten worden krijgen nieuwe machtsmiddelen in handen om markten te controleren. De industrielanden willen grenscontroles, inbeslagname en vernietiging van goederen waarmee de regels overschreden zijn, gevangenisstraf, verbeurdverklaring, boete, schadvergoeding etcetera.
Natuurlijk vormen de mogelijk grote winstmarges in de toekomst de drijfveer het leven zelf in bezit te nemen, maar de maatschappelijke acceptatie van de biotechnologie vloeit voort uit het idee dat de blanken een bevoorrecht ras vormen en dat andere rassen en volken de blanken nodig hebben om te overleven en een waardevol leven te kunnen leiden.
De aarde en het Zuiden hebben een hoge prijs betaald voor de vijfhonderd jaar oude zware last die de blanke man torst. Om weer opnieuw tot een wereld-familie te komen zouden we op de eerste plaats moeten erkennen dat de democratie-van-al-het- leven zich niet verdraagt met het idee dat deze prachtige planeet een zware last is voor de blanke. In tegenstelling tot de mythische Atlas dragen wíj niet de aarde, maar draagt de aarde ons.
 
Verantwoording
Dit is een herziene versie van een artikel, geschreven voor het India-festival in Duitsland, 1992. Het is onder de titel 'Decolonising the North' opgenomen in het boek Ecofeminism.
 
Noten
1. Rabindranath Tagore, Tapovan, (Hindi). Gandhi Bhavan, Tikamgarh, zonder datum. terug
2. Geciteerd in Brian Easlea, Science and Sexual Oppression: Patriarchy's Confrontation with Woman and Nature, Weidenfeld en Nicholson, Londen, 1981, pagina 64. terug
3. Alfred Cosby, The Columbian Exchange, Greenwood Press, Westport, Connecticut, 1972, pagina 36. terug
4. John Pilger, A Secret Country, Vintage, Londen, 1989, pagina 26. terug
5. Ibidem. terug
6. Basil Davidson, Africa in History, Collier Books, New York, 1974, pagina 262. terug
7. Carolyn Merchant, The Death of Nature: Women, Ecology and the Scientific Revolution, New York, Harper & Row, 1980, pagina 182. terug
8. Ibidem, pagina 193. terug
9. WCED, Our Common Future, Geneva, 1987. terug
10. Edward Goldsmith, 'The World Bank: Global Financing of Impoverishment and Famine', in The Ecologist, jaargang 15, nummer 1/2, 1985. terug
11. W.D. Chandler, World Watch Paper 72, World Watch Institute, Washington D.C. terug
12. World Resources Institute (WRI), International Union for Conservation of Nature (IUCN) en World Wildlife Fund (WWF), Biodiversity Conservation, Geneva, 1991. terug
13. NGLS en UNDP, NGO Guide to Trade and Aid, 1990. terug
14. J. Ravetz, 'Gaia and the Philosophy of Science', in Peter Bunyard and Edward Goldsmith (redactie), GAIA, The Thesis, the Mechanisms and the Implications, Cornwall, Wadebridge Ecological Centre, 1988, pagina 133. terug
15. Sandra Harding, The Science Question in Feminism, Cornell University Press, Ithaca, 1986, pagina 30. terug
16. Angus Wright, 'Innocents Abroad: American Agricultural Research in Mexico', in Wes Jackson e.a., Meeting the Expectations of the Land, North Point Press, San Francisco, 1984. terug
17. Pocket book on Indian Patent Law, National Working Group on Patents, New York. terug
 
*          *           *

Verder naar het volgende hoofdstuk >>
<< Terug naar het begin van dit hoofdstuk.
Naar de inhoudsopgave van het boek.
 
 
 
foto koeien in India op straat
Shiva: 'Onze dieren zijn ons heilig'

 
Reacties graag naar: jpsmit@xs4all.nl

 


_
___