Land en Stad - Maandblad
  oktober 2001
Overzicht oktober - Boeken - Archief - Landbouwsite - Duurzaamsite - dDH - Links - Verder >>  
 
________    
____
 
 
EEN NIEUWE START VAN DE BOERENLANDBOUW
IN AFRIKA, AZIË EN LATIJNS-AMERIKA
 
 
Madagascar - Malawi - Burkina Faso - Niger - China - India - Vietnam - Argentinië - Bolivia - Colombia - Cuba - vergeten boerenkennis - omslag
 
 
Ongemerkt voltrekt zich op dit moment een grote verandering in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Miljoenen kleine boeren, aangemoedigd en ondersteund door honderden groepjes deskundigen vernieuwen hun landbouw met behulp van eenvoudige middelen die plaatselijk voorhanden zijn. De boeren maken zich zodoende los van de grote agrochemie-firma's en richten hun aandacht niet langer op banken, overheidssubsidies en grootse projecten. De resultaten zijn verbluffend. Gemiddeld stegen de opbrengsten met ruim 70 procent en namen de onkosten af omdat de boeren veel minder en vaak helemaal geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen meer hoeven te kopen.
 
Eind 1998 begon de Universiteit van Essex uit Engeland een grootscheeps onderzoek naar duurzame landbouw in de Derde Wereld. Zij schreef zoveel mogelijk organisaties aan en kreeg van honderden grote en kleine projecten beschrijvingen binnen. Na zorgvuldige controle van de gegevens bleven er 208 succesvolle initiatieven over met betrouwbare gegevens. Het gaat om 63 projecten in 12 Aziatische landen, 45 in 17 Latijnsamerikaanse en 100 in 23 Afrikaanse landen. Alle 208 beschreven projecten samen betreffen bijna 9 miljoen, voornamelijk kleine boeren. Ongeveer 90 procent van hen bezit niet meer dan twee hectare grond.
 
Bij 'duurzame landbouw' gebruiken de boeren zo min mogelijk gif en kunstmest. In ieder geval zo weinig dat de bodem, het grondwater, de planten- en dierenrijkdom en de menselijke gezondheid niet achteruit gaat. De boeren maken daarbij gebruik van wat lokaal voorhanden en goedkoop is.
In het rapport komen alleen projecten ter sprake waar de boeren geen subsidie van de overheid krijgen voor hun inspanningen. Het is te vaak voorgekomen dat succesvol ogende vernieuwingen snel doodbloedden nadat de beloning ophield.
 
De meest opvallende uitkomst van het onderzoek is wel dat duurzame landbouw in het Zuiden een enorme groei doormaakt: in tien jaar tijd is zij verdriehonderdvoudigd. Weliswaar gaat het in totaal nog slechts om drie procent van de landbouwgrond in de genoemde drie continenten. Maar niettemin is de groei opvallend en veelbelovend.
 
De verschillen tussen de projecten zijn enorm. Het kleinste project betreft vijf boerengezinnen in Chili met gezamenlijk 5 hectare en het grootste 200.000 boeren in Zuid-Brazilië met in totaal 10,5 miljoen hectare landbouwgrond. In het ene project is de opbrengst slechts een paar procent gestegen, in het andere meer dan 600 procent. Soms gaat het om het achterwege laten van het ploegen en het tegengaan van onkruid met het aanplanten van peulvruchten in Latijns-Amerika, een andere keer om openluchtscholen voor boeren om het gebruik van pesticiden terug te dringen in Azië en dan weer om het aanleggen van moestuinen in Afrika waardoor iedereen beter te eten heeft en de gezondheid, met name van de kinderen, met sprongen vooruit gaat.
 
Afrika
 
In Madagascar hebben 20.000 boeren hun rijstoogst vertwee- tot zesvoudigd door een heel nieuwe teeltwijze. De rijst wordt eerder uitgepoot dan gewoonlijk; de planten worden verder uit elkaar gezet, zodat boeren makkelijker kunnen wieden; de rijst staat de eerste periode van haar groei niet onder water, zodat de planten veel meer wortelgroei hebben en de boeren gebruiken compost in plaats van kunstmest. Nog eens 50 tot 100.000 boeren experimenteren nu met deze aanpak.
Deze methode, de System of Rice Intensification, is in de tachtiger jaren ontwikkeld door pater Henri de Laudanié. De Association Tefy Saina heeft deze methode in de negentiger jaren verspreid. Het Cornell International Institute for Food, Agriculture and Development onderzoekt de resultaten en helpt onderzoeksinstituten in rijstverbouwende landen over de hele wereld om deze aanpak uit te proberen.
 
In Malawi werken 2000 boeren samen met wetenschappers van het ICLARM (International Center for Living Aquatic Resources Management) bij het aanleggen van visvijvers en het verbeteren van moestuinen. De vijvers, die slechts 500 vierkante meter groot zijn leveren jaarlijks zo'n 75 kilo vis. Tuinafval dient als visvoer. Via allerlei maatregelen hebben de boeren hun groenteopbrengst bijna verdubbeld. Hun inkomen is verzesvoudigd.
De onderzoekers benadrukken dat intensieve samenwerking met de boeren onmisbaar is. Plannen die op het kantoor ontwikkeld zijn en aan de boeren opgedrongen worden, blijken weinig effect te hebben.
 
In Burkina Faso hebben boerengezinnen ongeveer 100.000 hectare braakliggend land opnieuw vruchtbaar gemaakt met 'zaï'. Dit zijn gaten van 20 tot 30 centimeter, die de boeren vullen met mest. De gronden die eerst helemaal niets opbrachten, geven nu oogsten van 700 tot 1000 kilo graan per hectare. Het gevolg is dat gezinnen die tot nu toe gemiddeld zes maanden per jaar een tekort aan voedsel hadden en honger leden, nu jaarlijks ongeveer 150 kilo graan overhouden voor de verkoop.
Jonge mannen die anders zeker naar de grote stad getrokken zouden zijn, gaan nu van dorp naar dorp om gaten te maken en daarmee geld te verdienen. Ook in Niger passen 6000 boeren deze techniek met succes toe.

 
Azië
 
In China, in de provincie Jiangshu, hebben boeren in drie jaar tijd bijna 65.000 hectare rijstveld omgebouwd tot rijst-aquacultures. Dat wil zeggen dat de rijstvelden nu tegelijkertijd vijvers zijn waar de boeren krab, garnalen en vis kweken. Een groot voordeel is dat vissen de larven van muskieten opeten die malaria en hersenontsteking veroorzaken. In de streek Quanzhou waar boeren ruim 40 procent van het rijstland omgezet hebben in rijst-aquacultuur nam malaria met 99 procent af.
 
In India zijn met steun van de deelstaatregering van Rajasthan 15.000 vallei-groepen gevormd. Op minstens 3 miljoen hectare bedrijven de boeren nu duurzame landbouw. En met succes! De opbrengst van sorghum en gierst is meer dan verdubbeld. De groepsleden stimuleren elkaar enorm, bijvoorbeeld tot het aanleggen van lage dammetjes om het afvloeiende regenwater tegen te houden, om op dijkjes geschikte gewassen te verbouwen en om gemeenschappelijke gronden met bomen en struiken te beplanten.
 
In Vietnam voerde de overheid in de provincie Long Am een intensieve radio- en postercampagne onder boeren om de eerste 40 dagen de rijst niet meer te bespuiten. Weliswaar zien heel wat rijstplanten er dan wat lelijker uit omdat de bladeren aangevreten worden, maar dit vermindert de oogst niet. 77 procent van de boeren stopte met de eerste bespuiting en 20 procent stopte helemaal met landbouwgif. Ondertussen voert de overheid campagne onder de 2 miljoen boeren uit de Me Khongdelta.

 
foto
Bangladesh. De eenden vreten de schadelijke insecten op uit het rijstveld.
Hun mest is vervolgens weer voer voor de vissen.
 
 
Latijns-Amerika
 
In Argentinië beploegen boeren ruim 7 miljoen hectare niet meer. Dat is 30 procent van al het Argentijnse akkerland. Om zaad en eventueel kunstmest in de grond te brengen, maken de boeren nu een klein geultje. Om de groei van onkruid tegen te gaan, planten zij zwarte haver en stikstofbindende gewassen in de periode dat de grond anders braak zou liggen. Daarnaast gebruiken de boeren vaak ook nog chemische middelen. De bodemerosie en de watervervuiling is een stuk minder geworden en de vruchtbaarheid van de bodem is vooruit gegaan. De maïsoogsten zijn met ruim eenderde gestegen en die van soya met ruim eentiende. De nietploegende boeren vormen een ware boerenbeweging, geleid door boerenorganisaties met afdelingen op lokaal, regionaal en landelijk niveau.
 
In Bolivia vroegen boeren uit Noord-Potosí de organisatie World Neighbors om hen te helpen met het uitproberen van verschillende soorten aardappelen. De organisatie adviseerde hen om lupine na de aardappeloogst aan te planten als stikstofbinder. De opbrengsten van 2000 boeren zijn nu drie keer zo hoog.
 
In acht Latijnsamerikaanse landen zijn 250 boerenonderzoeksgroepen actief. In Colombia doen 4000 boeren uit 50 dorpen mee. De boerenonderzoekers worden door de eigen dorpsgemeenschap gekozen om te experimenten te doen die lokaal van belang zijn. Iedere groep heeft dan ook zijn eigen onderzoeksthema. Bijvoorbeeld: het houden van cavia's, de herintroductie van de tarwebouw, het telen van gewassen in het oerwoud, het gebruik van groenbemesting en bladstrooisel of het opzetten van kleine voedselfabriekjes. De groepen wisselen hun ervaringen onderling uit en deskundigen staan de hen bij. In dorpen met een onderzoeksgroep is de honger drastisch afgenomen.

 
foto
Bolivia. Gabriel Crispín en zijn zoon Estaban tonen trots hun aardappelen.
 
 
foto
Bolivia. Een aardappelproefveld hoog in de Andes.
 
 
Cuba
Cuba is een geval apart. Tot aan 1990 was de Cubaanse landbouw bijna volledig gericht op suikerriet- en tabaks- monocultuur met veel bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Cuba importeerde al haar tarwe, 90 procent van haar bonen, 94 procent van haar kunstmest, 82 procent van het landbouwgif en 97 procent van het veevoer. Toen de Sovjetunie instortte, was er opeens aan alles gebrek, ook door de Amerikaanse handelsboycot. De invoer van benzine viel met de helft terug, van kunstmest met driekwart, van bestrijdingsmiddelen met tweederde en van voedsel met meer dan de helft. Het overheidsbeleid werd nu: een meer diverse landbouw, het gebruik van ossen als trekdieren, het inzetten van biologische bestrijdingsmiddelen, het bevorderen van onderlinge samenwerking van boeren en het aanmoedigen van de plattelandsbevolking niet naar de stad te trekken.
 
In 220 dorpen kwamen centra voor het kweken van insekten en bacteriën voor biologische bestrijding van plantenziekten. 173 overheidsbedrijfjes produceren jaarlijks 93.000 ton wormencompost. Met plakjes banaan gedrenkt in honing vangen boeren mieren om de torren te bestrijden die hun zoete aardappelen aanvallen. Boeren experimenteren met vruchtwisseling en met gemengde teelten van cassave-bonen- maïs of cassave-tomaat-maïs of zoete aardappel- maïs.
In Havana schieten moestuinen als paddestoelen uit de grond. De plaatselijke overheid stelt hiervoor gratis grond ter beschikking. Op dit moment zijn er meer dan 7000 moestuinen in de stad, die ongeveer 30 procent van de stadsgrond in beslag nemen en waar zo'n 30.000 mensen werken. In vijf jaar tijd is de produktie van deze tuinen per vierkante meter meer dan vertienvoudigd.
 
De biologische bestrijding blijkt in de praktijk effectiever dan de chemische, gemengde teelt brengt wel twee keer zoveel op als mono-teelt en binnen acht jaar hadden de Cubanen meer, gezonder en smakelijker eten dan voor de ineenstorting. Landbouwprofessoren uit Amerika nemen nu hun studenten mee naar Cuba om hen te laten zien hoe biologische landbouw in de praktijk een land kan voeden.

 
Vergeten boerenkennis
 
Het rapport van de universiteit van Essex wijst er telkens weer op dat de vernieuwingen tot stand zijn gekomen in nauwe samenwerking tussen deskundigen en kleine boeren. De top- down benadering blijkt niet te werken. Het zelf experimenteren en het onderling uitwisselen van ervaringen blijken cruciaal te zijn. Weliswaar wekt het rapport de suggestie dat wetenschappers met nieuwe vondsten aankomen. Maar ik denk dat de deskundigen vaak teruggrijpen op vergeten boerenkennis of op boerenkennis uit andere streken.
Zo is er een project in Kenya waarbij boeren speciale soorten gras in maïsvelden inzaaien die schadelijke insekten verdrijven en andere soorten gras die hun natuurlijke vijanden aantrekken. Aan de buitenkant van de velden planten zij grassen aan die de schadelijke insekten juist aantrekken, wegtrekken uit de akker. Nadat allerlei chemische termen en Latijnse plantenamen de revue gepasseerd zijn, schrijven de onderzoekers: "Een dergelijk opnieuw vormgegeven divers systeem heeft veel weg van de 'traditionele' boerderijen in Kenya."
Ook het gebruik van lupine als stikstofbinder wat de organisatie World Neighbors de Indiaanse boeren aanraadt, is in de landbouwwereld allang bekend.
 
foto
Kenya. Opendag op de boerderij van de gebroeders Odek, waar
zij de resultaten tonen van hun nieuwe (oude?) aanpak.
 
 
Toch wil ik de rol van de deskundigen niet kleineren. Hun enthousiasme, hun kennis, hun vermogen om boeren bij elkaar te brengen, hun connecties in 'de stad' en vooral hun luisterend oor zijn onmisbaar. Mits ze niet met kant-en-klare plannen aan komen. Als de samenwerking tussen boeren eenmaal van de grond gekomen is en succesvol blijkt te zijn, kan deze nog lang doorgaan wanneer de deskundigen weer verder zijn getrokken. Zo bezochten landbouwconsulenten van de organisatie Cosecha in Midden-Amerika dorpen waar zij al 15 jaar weg waren. Tot hun blijde verrassing bleken de boeren sindsdien op eigen houtje allerlei andere vernieuwingen doorgevoerd te hebben.
 
 
Omslag
 
Waarom vindt de opbloei van boerenlandbouw bij kleine boeren juist vanaf de negentiger jaren plaats? Daarover zegt het rapport niets. Maar ik denk dat het niet toevallig is, omdat juist in deze jaren de overheidssteun aan kleine boeren praktisch verdwenen is. Het zijn de jaren van de Structurele Aanpassingsprogramma's (SAP's) van het IMF en de Wereldbank, die rigoureuze bezuinigingen eisten. Er is geen geld meer voor dure landbouwprojecten van bovenaf en voor subsidie bijvoorbeeld op kunstmest. De kleine boeren zijn nu teruggeworpen op zichzelf, op particuliere hulporganisaties en een paar overheidsdeskundigen zonder veel geld.
Bovendien wordt het ook de deskundigen steeds duidelijker dat de Westerse aanpak (grote akkers, grote machines, veel kunstmest en bestrijdingsmiddelen) voor het gros van de kleine boeren onbereikbaar is.
 
De groei van de vernieuwde boerenlandbouw de afgelopen tien jaar is formidabel. Daar gaat niets van af. Maar laten we ons niet te snel rijk rekenen. Zij bedraagt nog slechts drie procent van de totale landbouw. Op dit moment is zij niet meer dan een veelbelovend randverschijnsel.
Nu de boerenlandbouw succesvol blijkt te zijn, zal de andere kant, die van de agroconcerns en de overheidsburocratieën, haar posities zeker niet zomaar prijs geven. Weliswaar zijn er verschillende veelbelovende grotere en kleinere organisaties van kleine boeren, maar de meeste zijn op dit moment nog te zwak om een heftige confrontatie met de gevestigde machten te overleven. Maar niettemin: er heeft een omslag plaatsgevonden.
 
Bron
Dit artikel is gebaseerd op het rapport Reducing Food Poverty with Sustainable Agriculture - a summary of new evidence; Jules Pretty en Rachel Hine; Centre for Environment and Society; University of Essex; 2001. Meer informatie bij Greenpeace Nederland; telefoon 020 626 1877.
Het tijdschrift van Greenpeace Duitsland bracht naar aanleiding van dit rapport in augustus 2001 een fraai themanummer uit met interessante reportages over verschillende projecten. De 4 foto's op deze webpagina heb ik overgenomen uit dit blad. Informatie: Greenpeace Deutschland, D-22745, Hamburg; mail@greenpeace.de
 
*          *           *

Over enige tijd verschijnt de volgende serie artikelen. Wil je een seintje wanneer deze er zijn, stuur dan een berichtje naar: jpsmit@xs4all.nl
Reacties naar het zelfde e-mailadres.
 
 
Verder naar het volgende artikel >>
<< Terug naar het begin van dit artikel.
Naar  overzicht  oktober.
 
 
 


_
___