Land en Stad - januari 2001
 
Overzicht januari - Landbouwsite - Duurzaamsite - dDH - Links - Verder >>  
 
________    
____
 
 

FRANSE BERGBOEREN  
 
boekbespreking
 
 
Al vele jaren woont de Engelse schrijver John Berger in een klein dorpje in de Franse Alpen. Aangrijpende verhalen schreef hij er over het bergboerenleven, met alle veranderingen die dit in de twintigste eeuw onderging.
 
"Niemand had ooit verwacht dat Marcel nog eens in de gevangenis zou belanden. Als iemands levensloop ineens verandert als gevolg van zijn eigen daden, is vaak moeilijk vast te stellen waar in het verleden zijn verhaal precies begint. Ik ga niet verder terug dan de lente van vorig jaar.
Hij was bezig met het uitrijden van de wintermest, die hij in hoopjes met ongeveer twee meter tussenruimte over de velden verdeelde. Later zou hij die hoopjes met de vork gelijkmatig uitspreiden over het gras en de aarde. Hij reed de mest uit in een kar die werd getrokken door Gui-Gui. De overeenkomst in bouw tussen paard en man had zijn nut. Als de kar vol was, beladen met een vracht van vierhonderd kilo, trok de jonge merrie hem het eerste stuk zo snel ze kon tegen de helling op, om vaart te maken voor waar het stijler werd. Marcel, die haar bij het hoofdstel vasthield, stapte naast haar voort, en haar voorpoten en zijn benen hielden volmaakt gelijke tred. Een vlugge tred. Dikwijls moesten ze blijven staan om op adem te komen voor ze verder omhoog konden. Als ze zo samen aan het werk waren, praatte hij tegen haar, en hij drukte zich daarbij uit in afgebeten spraakklanken om zich lucht te besparen. Die klanken waren oorspronkelijk bondige commando's of vloeken geweest; nu hadden ze alle betekenis afgelegd en waren nog slechts een begeleiding bij de beweging van hun klimmende benen. Hij maakte dat soort geluiden nog wel eens in zijn cel in de gevangenis te B...
Vanuit het kippenhok zag Nicole een onbekende trekker aankomen over de weg. Ze wachtte om te kijken welk pad hij op zou rijden. Op de middenstrook van de weg, waar geen wielen reden, kwam het voorjaarsgras al op. In de berm stonden hier en daar viooltjes.
Jézus! Wat zal Marcel hiervan zeggen? zei Nicole toen de trekker in de richting van de boerderij kwam.
Ze zwaaide naar haar zoon Edouard, die achter het stuur zat. Langs het restant van de mestvaalt reed hij het erf op. Daar sprong hij uit de cabine en liet de motor lopen. De trekker was blauw.
Ik heb hem goedkoop kunnen krijgen, riep hij naar zijn moeder. Hij is twaalf jaar oud!
Nicole glimlachte hem bemoedigend toe. Ze vergat haar problemen zodra ze voorbij waren en dacht liever niet aan de problemen die ze kon zien aankomen.
Hij zal er wel tegen zijn, maar dat is alleen omdat hij niet kan rijden! zei Edouard.
De vader kwam met de merrie en de lege kar het erf op. Toen hij de trekker zag, bleef hij staan en sloeg zijn armen over elkaar.
Wat is dat? vroeg hij, of hij voor het eerst een trekker zag.
Die heb ik gekocht! riep Edouard boven het lawaai van de motor uit. Hij leunde met zijn elleboog op de trillende motorkap, als op de schouder van een meisje en had zijn voet op de kleine voorband gezet."
 
Dit is een fragment uit het verhaal 'De waarde van het geld', uit het boek Het Varken Aarde.

 
"Hooien is altijd een gok. Hoe vlugger het hooi binnen is, hoe beter. Maar het hooi moet wel droog zijn, anders krijg je broei. In het ongunstigste geval, luidde de overlevering, kon door vochtig hooi een boerderij uiteindelijk afbranden. Wie geen enkel risico neemt krijgt zijn hooi nooit tijdig binnen. Die houdt hoogstens hooi als stro over. Dus doe je de ongeduldige gok dat de zon standhoudt en het onweer nog even uitblijft. Wij denken dat we hooien, zei Albertine elk jaar, maar de zon doet het werk.
Door deze loterij kreeg het hooien iets feestelijks. Elke keer dat ze wonnen waren ze de hemel te slim af geweest. Soms wonnen ze met maar een paar minuten voorsprong, als de eerste druppels regen vielen op het moment dat het paard de laatste wagen vol twee dagen eerder gemaaid hooi de schuur in trok. De haast, de vrouwen en kinderen op het land, het met bronwater weggewassen zweet, de met koffie en cider geleste dorst, de sprong van vijf meter in de schuur waarmee je verzaligd ongedeerd in het hooi belandde, het hooi dat hij kundig uiteentrok en aanharkte, de schuur, zo hoog als een kerk, die langzaam volraakte tot hij, staande op het hooi, met zijn hoofd bij het dak kon, het avondeten na afloop in de drukke keuken, dat alles had het hooien in de eerste helft van zijn leven tot een feest gemaakt.
Vandaag was hij alleen, alleen om de risico's af te wegen, om het gras te maaien, het te schudden, te keren, te harken, te laden, te vervoeren, te lossen, het gelijkmatig te verdelen en aan te stampen, om zijn dorst te lessen, om voor zichzelf een avondmaal te maken. Dank zij de nieuwe machines hoefde hij niet harder te werken dan tijdens de eerste helft; het verschil was dat hij alleen was overgebleven."
 
Dit is een fragment uit het verhaal 'De accordeonist' uit het boek Ver weg in Europa.

 
"Gezien vanaf de hoogte waarop ik me nu bevind maakt vaders weigering zijn boerderij te verkopen aan de fabriek een absurde indruk. We waren omsingeld. Elk jaar was het fabrieksterrein waar vader met zijn vier koeien overheen moest weer groter en lagen er weer meer treinrails. De elk jaar hoger wordende slakkebergen scheidden het huis met zijn kleine erfje steeds drastischer van de weg en de bij de boerderij horende weilanden aan de overkant van de rivier. De eigenaren verdubbelden en verdrievoudigden de prijs die ze hem wilden betalen. Zijn antwoord bleef hetzelfde. Mijn erfgoed is niet te koop. Later probeerden ze hem via de rechter te onteigenen. Hij zei dat hij hun kantoren zou opblazen met dynamiet. Nu ligt alles onder de sneeuw.
Het was mijn taak de konijnen te voeren. In het vroege voorjaar had je paardebloemen. Vader zei dat in geen enkel dal ter wereld zoveel paardebloemen stonden als in het onze. Paardebloemmiljonairs, noemde hij ons. Konijnen eten met zoveel ongeduld dat het lijkt of ze zich een weg naar het leven moeten vreten! Hun kaken als ze de paardebloemblaadjes vermaalden waren het snelste wat ik ooit gezien had, en hun snuitjes trilden even snel als hun kaken maalden.
Er was een zwarte ram bij die ik haatte. Hij had iets boosaardigs in zijn oog. Hij loerde altijd op zijn kans om zijn boosaardigheid bot te vieren en hij heeft me meer dan eens een knauw gegeven met zijn tanden. Moeder gaf de konijnen een verdovende klap, hing ze op aan hun achterpoten en stak ze de ogen uit met een mes zodat ze doodbloedden. Als ze dat deed was het altijd vrijdag, want een konijn, met mosterd gebraden in de oven, was een feestmaal op zondag, wanneer de mannen na het middageten aan tafel konden blijven zitten en gn&ocire;le dronken, in plaats van weer aan het werk te gaan.
 
(..)
 
Elk jaar kwam er een man naar de school om aan ons, de kinderen, uit te leggen waarom de fabriek gebouwd was, waarom juist bij ons en waarom hij de trots was van heel de landstreek. Zelfs uit New York, zei hij, waren ze ernaar komen kijken! Vervolgens tekende hij op het bord de loop van de rivier. De zijne was wit op zwart, die daar onder me is zwart op wit. De rivier gaat dwars door de fabriek heen. De fabriek zit over de rivier gehurkt als een plassende vrouw. Dat zei hij niet."
 
Dit zijn twee fragmenten uit het verhaal 'Ver weg in Europa' uit het gelijknamige boek.

 
 De beide boeken Het varken aarde en Ver weg in Europa zijn samen met een derde boek (wat me niet aanspreekt) gebundeld in De vrucht van hun arbeid 1. Vóór in deze trilogie staat een beschouwend artikel, een inleiding die erg de moeite waard is. <jps>
 
"Het boerenleven staat volledig in het teken van de strijd om het bestaan. Dat is misschien het enige kenmerk dat landbouwers waar ook ter wereld ten volle gemeen hebben. Hun werktuigen, hun gewassen, hun grond, hun meesters mogen verschillen, maar of ze hun arbeid nu verrichten in een kapitalistische maatschappij, een feodale of een andere, minder simpel definieerbare, of ze nu rijst verbouwen op Java, tarwe in Scandinavië of maïs in Zuid-Amerika, wat ook de verschillen mogen zijn in klimaat, godsdienst en sociale geschiedenis, overal kan de boerenstand gedefinieerd worden als een klasse van overlevers. Al anderhalve eeuw stelt dit taaie vermogen van de kleine boer om te overleven overheden en ideologen voor verrassingen. Het is vandaag de dag nog altijd zo dat de meerderheid van de wereldbevolking op en van het land leeft.
 
(..)
 
Het boerenbestaan is door de eeuwen heen niet ongewijzigd gebleven, maar de prioriteiten en waarden van de boerenbevolking (haar strategie om te overleven) waren verankerd in een traditie die duurzamer is gebleken dan enig andere in de rest van de samenleving. De nooit openlijk beleden verhouding van deze boerentraditie tot de cultuur van de dominerende klasse was dikwijls tegendraads en subversief. 'Loop nergens voor weg,' zegt het Russische boerenspreekwoord, 'maar doe niets.' De reputatie van sluwheid ('boerenslimheid') die de boer alom geniet is een onderkenning van deze subversieve neiging tot geheimhouding."
 
Dit zijn twee fragmenten uit de inleiding van het boek De vrucht van hun arbeid.

 
Noot
 1. De vrucht van hun arbeid - trilogie; John Berger, vertaling Sjaak Commandeur; de Bezige Bij; Amsterdam, 1998. terug
 
 

 
*          *           *

Begin februari verschijnt de volgende serie artikelen.
Reacties naar: jpsmit@xs4all.nl
 
 
<< Terug naar het begin van dit artikel.
Naar   Overzicht  januari.
 
 
 


_
___