Back to Archive Hope on the Balkans   Kosov@ Crisis 1999
Back to Kosov@
Crisis 1999
Opinions Archive 1999
Zoektocht naar de grenzen van geweld

Kroniek van een aangekondigde oorlog

Door: Edwin Mermans

De oorlog in Kosovo roept ook binnen GroenLinks heftige discussie en emoties op. De tegenstellingen lijken groot en veel voormalige vredesactivisten staan loodrecht tegenover elkaar. Rosenmvller haast zich in de voetsporen van zijn Duitse evenknie Fischer te treden terwijl de achterbannen de kluts kwijt lijken te zijn. De Tweede-Kamerfractie heeft in grote meerderheid steun uitgesproken voor het ingrijpen van de NAVO en de GroenLinkse partijraad heeft zich daar met nipte meerderheid achter geschaard. De afdeling GroenLinks Tilburg ondersteunde bijna unaniem de gemaakte keuzes van de landelijke fractie en stuurde hierover een briefje naar de landelijke geledingen. Ook Nieuwland wil de discussie niet schuwen. GroenLinkser Edwin Mermans pleit al jaren voor inzet van militaire middelen tegen de Servische agressie op de Balkan en noemt de luchtaanvallen half werk. Dat lijkt een contradictie voor de mede-oprichter van Tilburg ZaMir, een steunorganisatie voor vredes- en mensenrechtengroepen in voormalig Joegoslavik, en ontvanger van de Tilburgse Vredesprijs 1998. Een bloemlezing van consistentie in een paradoxale wereld.

Gelukzalig zijn de dommen en zij die alles zeker weten. Zij zijn gevrijwaard van het knagen van de twijfel en hebben overal een antwoord op. Ik heb pech en worstel al twee decennia met vragen over oorlog en vrede. Een schimmige gedachtenwereld vol paradoxen en helse dilemma's. Begrijp me niet verkeerd: Ik ben geen weifelende zemelaar die geen keuzes of vuile handen durft te maken. Vol overgave demonstreer ik in de jaren tachtig tegen kernwapens en vertoef regelmatig dagenlang in de modder rond nucleaire luchtmachtbases. Naar mijn volle overtuiging is een oorlog met kernwapens niet uitvoerbaar en de nucleaire bewapeningsspiraal daarom krankzinnig. Er moet toch een ander veiligheidsconcept denkbaar zijn dan het schrikbeeld en de zekerheid van volledige wederzijdse vernietiging? Desalniettemin vertrouw ik de Sovjets ook voor geen cent en twijfel ik me suf over de vraag hoe in hemelsnaam met vreedzame of conventionele middelen agressie van het Warschaupact te pareren. Daarmee ben ik nog geen pacifist. Integendeel. Hartstochtelijk tuig ik naar Nicaragua om daar met woord en daad het Sandinistische experiment te aanschouwen en ondersteunen. Zou dit de Derde Weg kunnen zijn tussen rauw kapitalisme en totalitair communisme? Ik gun de revolutie een flink voordeel van de twijfel. Verbijsterd ben ik echter over de onnavolgbare Amerikaanse agressie tegen dit minuscule landje. Het is me glashelder dat deze bloedige contrarevolutie met alle mogelijke middelen bestreden dient te worden en dat de Sandinisten daarbij militaire steun van Cuba en de DDR accepteren, lijkt niet meer dan logisch. Ook de bevrijdingsoorlogen van linkse guerilla's in de omliggende landen beschouw ik als volstrekt legitiem. Mijn vraag of er een 'rechtvaardige oorlog' zou kunnen bestaan is beantwoord en Margarita leert me in de steengroeve van Santa Teresa voor de zekerheid een AK-47 ontgrendelen. Ik ontdek dat Che Guevara zinnige gedachten aan het papier heeft toevertrouwd en verslind zijn dagboek en biografie. In El Biar, een chique wijk van de Algerijnse hoofdstad Algiers spreek ik met de weduwe van de filosoof Franz Fanon en wil alles weten over zijn ervaringen in de Algerijnse bevrijdingsoorlog. Ik luister gefascineerd naar de verhalen over haar contacten met die andere beroemde revolutionaire arts, Che Guevara. Twijfel en barstende koppijn blijven echter rond de vraag waar de geweldloze strategie van Gandhi dient over te gaan in die van Ernesto Che Guevara. Nelson Mandela heeft in de jaren zestig met z'n ANC die grote stap gemaakt en is nu een charismatisch en bekwaam president die veel respect oogst in het Westen. Fidel Castro is echter de risee van het westelijk halfrond en is stil blijven staan in de Koude Oorlog. In mijn middelbare schooltijd lees ik talloze boeken over de Tweede Wereldoorlog en het anti-fascistische verzet. Begin jaren tachtig steekt in Nederland het rechts-extremisme opnieuw de kop op en mijn ontluikend politiek bewustzijn wordt hierdoor fors beonvloed. Mijn inleving in de verhalen over de pogroms en concentratiekampen maakt me daadwerkelijke fysiek onpasselijk. Ik ben verbijsterd hoe dit kon gebeuren. Niemand stak een poot uit terwijl duizenden treinladingen mensen op industrikle wijze werden vergast. Hannie Schaft is mijn heldin en verzet een dure plicht. 'Wat zou ik hebben gedaan in haar plaats?' knaagt in m'n hoofd. In Rostock, de grootste havenstad van de DDR, komen heden, verleden en toekomst samen terwijl ik verdwaal op zoek naar mijn Oostduitse lief Annegret. De Universiteit van deze Oostzeestad herbergt medio jaren tachtig duizenden Cubanen, Nicaraguanen, Vietnamezen, Mozambikanen en Angolezen in het kader van de socialistische broederhulp. Ik voel me thuis in deze oude Hanzestad waar alle gesprekken over oorlog, strijd en internationale solidariteit lijken te gaan. Anne komt uit een geslacht van rebelse intellectuelen en maakt deel uit van een netwerk van dissidente jonge honden. Met pa voer ik lange discussies over oorlog en existentialisme. Hij zucht zwaar onder het Duitse verleden. De Tweede Wereldoorlog heeft hem getekend. Zijn oom, de opstandige legerofficier Von Rabenau, werd gekxecuteerd vanwege de mislukte moordaanslag op Hitler, terwijl zijn vader stierf in Joegoslavische krijgsgevangenschap. Annegret weigert nog langer deel te nemen aan de verplichte militaire oefeningen, verklaart zich tot pacifist en krijgt stevige bonje met de Stasi. Gorbatsjovs Glasnost verleidt tot overmoed in de Oostduitse achterkamertjes maar de Stasi reageert furieus. Veel mensen kunnen hun beroep niet meer uitoefenen en pa kan de neuro-chirurgie voortaan vergeten. Het lijkt eind jaren tachtig onvermijdelijk dat de DDR zal gaan klappen. Goedschiks of kwaadschiks. Ik word persona non grata. Nederlandse diplomaten haasten zich de hele familie naar het Westen te halen. Godzijdank vallen de stalinistische regimes even later als dominostenen tijdens voorbeeldige fluwelen revoluties, gevoerd door geweldloze massa's in Berlijn, Leipzig en Praag. Het kan dus toch.

Leitmotiv 'Nooit meer Auschwitz' staat sinds mijn puberjaren in m'n hoofd gekrast. Dit staat voor de volstrekte afkeer en bestrijding van ieder regime dat systematische massamoord op hele bevolkingsgroepen bezigt om haar doel te bereiken. Het is van een hogere orde dan 'Nooit meer oorlog'. Dit is dan ook mijn leitmotiv als ik eind '92 voor 't eerst richting Balkan afreis, verbijsterd over hoe opnieuw mensen zich laten verleiden hun buren af te slachten. Het ligt niet in mijn macht westerse strijdkrachten naar Joegoslavik te dirigeren om het land te pacificeren en de fascistoode machthebbers te arresteren. Het ligt wel in mijn macht lokale haarden van verzet tegen nationalisme en oorlogswaan te ondersteunen met alle mogelijke middelen. Jarenlang scheurt een tiental Tilburgers met smokkelbusjes vol computers, elektronica, geld en wat dies meer zij naar Kroatik, Bosnik-Hercegovina en Servik om daar mee te bouwen aan netwerken van vredes-, vrouwen-, en mensenrechtengroepen, onafhankelijke media, studentenorganisaties en verzoeningsinitiatieven. Ik koester de hoop dat, hiil misschien, een herhaling van de fluwelen revoluties tot de mogelijkheden zal behoren. Om deze reden ligt mijn zwaartepunt en persoonlijke passie in Servik, de bakermat van alle nationalistische ellende. Om allerlei goede en minder goede redenen, zoals weer een rebels lief, verblijf ik vaak maanden lang in het land der Serven en leer ze goed kennen. Groot is mijn vreugde als in de winter van '96-'97 honderdduizenden studenten en burgers massaal de straten van Belgrado bevolken en schreeuwen om het vertrek van de dictator. Ik scheur nog frequenter met het busje vol contrabande op en neer naar Belgrado en sloof me uit zoveel mogelijk Nederlandse studenten en journalisten mee te slepen. Dit is een historische kans, en vermoedelijk de laatste, om Milosevic met vreedzame middelen te verjagen. We weten tenslotte allemaal wat voor meedogenloze volksmenner hij is. Hij heeft al twee bloedige oorlogen op zijn naam staan en is verantwoordelijk voor maar liefst driehonderdduizend doden en miljoenen ontheemden. Bosnik-Hercegovina is in 1995 een rokende puinhoop. Het Westen heeft jarenlang aangemodderd en de illusie gekoesterd dat je door vriendelijk vragen marionetten als Karadzic en Mladic tot concessies kunt bewegen. Je onderhandelt domweg niet met oorlogsmisdadigers, maar geconfronteerd ze met feiten. Grinnikend hebben we altijd een rol podiumtape in de bus liggen voor 't geval we iin van de heren tegen 't lijf lopen in de Republika Srpska. Na hardhandige Amerikaanse bemoeienis wordt er in '95 eindelijk orde geschapen in Bosnik en wordt 't land met tienduizenden manschappen volledig gepacificeerd. De situatie is momenteel verre van ideaal maar er heerst in ieder geval rust en een zekere orde. Het is wrang dat de nationalisten nog overal in het bestuur zitten en dat de grootste oorlogsmisdadigers vrij rond lopen. Dit zou vergelijkbaar zijn met het aan de macht blijven van de Nazi's na de Tweede Wereldoorlog. Deze openstaande rekening maakt verzoening en samenwerking moeilijk realiseerbaar en dit hoofdstuk is dan ook nog niet afgesloten.

Slachtofferrol Het volgende hoofdstuk is door Milosevic echter al lang geopend. Iedereen weet dat na Kroatik en Bosnik nu Kosovo aan de beurt is in dit drie-delig drama. Al vanaf 1987 roert Milosevic met Kosovo een gevoelig onderwerp aan in Servik. De jonge Slobodan maakt pijlsnel carrihre in de communistische partij. Maar als deze ideologie eind jaren tachtig begint te stinken, schakelt hij naadloos over op de nationalistische toer. Daarmee begint zijn opmars naar de macht pas goed. Tijdens de zeshonderdjarige herdenking van de desastreus verlopen veldslag tegen de Ottomanen in 1389 bij Kosovo Polje, belooft hij voor een miljoen toehoorders dat 'de Serven nooit meer geslagen zullen worden'. Dat is een betekenisvolle uitspraak waarbij hij niet alleen doelt op het vermeende slaan van Servische burgers door Albanese Kosovaren, maar vooral inhaakt op de eeuwige slachtofferrol die de Serven zich aanmeten. Hiermee heeft Milosevic de doos van Pandora geopend en is de Servische nationalistische geest voorgoed uit de fles. Begrip van het slachtofferisme van de Serven is van wezenlijk belang voor het begrijpen van de Servische cultuur. Dit gegeven is zeer bepalend voor hun doen en laten. Milosevic' verwijzing naar de mythische verloren slag tegen de Turken raakt de allergevoeligste snaar. Geen volk ter wereld herdenkt met trots een nederlaag en afslachting van zes eeuwen terug. Deze berust bovendien op een historische vervalsing door negentiende eeuwse Servische nationalisten die van de slag op het Merelveld een exclusief Servische tragedie wilden maken. In werkelijkheid vochten alle Balkanvolkeren gezamenlijk, dus inclusief Albanezen, Grieken, Bulgaren en Hongaren, tegen de troepen van de Turkse sultan.

Als Nederlandse nieuwkomer in Servik denk je dan nog even dat dit archaosche gedachtengoed louter het domein is van de achterlijke en ongeletterde Servische boer en arbeider. Deze vormen het merendeel van het electoraat van de SPS van Milosevic. De grootstedelijke, kosmopolitische en intellectuele middenklasse van Belgrado zal daar toch wel anders over denken? Je zit met hen tenslotte ook volledig op iin golflengte als het gaat om afkeer van het rabiate nationalisme van Milosevic en zijn discipelen. Je werkt samen in talloze mensenrechten- en verzoeningsprojecten en denkt een westers, democratisch gedachtengoed te delen. Koud is de kermis als je uiteindelijk het onderwerp Kosovo aansnijdt. Dat weet je niet meer of je nog wel met dezelfde persoon spreekt. De tranen schieten de hoog opgeleide gesprekspartner in de ogen onder gelijktijdig afblazen van stoom door de oren. Wat ik me daarover allemaal wel niet denk te moeten aanmeten? Kosovo is op z'n minst een integraal en onvervreemdbaar onderdeel van Servik en niet zelden heilige grond. Dat negentig procent van de bevolking Albanees is doet niet ter zake. Hooguit vijf procent van de Kosovaren is Servisch en bestaat in merendeel uit militairen en politie. Ik ben weinig Serven tegenkomen die niet gekmotioneerd raken bij dit gespreksthema. Goed, zeg je dan in een milde bui; de grondswetshervorming van Tito in 1974, geeft de Albanezen vrijwel volledige autonomie en zelfbeschikkingsrecht dus waarom zou Kosovo niet bij Servik blijven horen? De opschorting van die grondwet in 1989 en daarmee van de Kosovaarse autonomie roep ik dan doorgaans ook in herinnering. Feit is dat er geen enkele rechtvaardigingsgrond is voor Servische aanwezigheid, gezien het mensonwaardige optreden de laatste honderd jaar. De Kosovaarse bevolking heeft deze eeuw welgeteld vijftien jaar -met dank aan Tito- in betrekkelijke rust en vrijheid kunnen leven.

Albanezen zijn mensen Een hilarische contradictie is het gelijktijdige afgrijzen dat de meeste Serven hebben van Kosovo. Vrijwel niemand is er ooit geweest of beschouwd dat als een wenkend perspectief. Kosovo wordt gezien als het donkere en primitieve zuiden waar je je alleen begeeft als je niet anders kan. Bijvoorbeeld als politie-agent of militair. Ook studenten die op iedere andere universiteit sjezen, kunnen op de universiteit van Pristina altijd aan de slag. Feit is dat het merendeel van de Kosovaarse bevolking op het platteland woont en er inderdaad een behoorlijk traditionele en patriarchale leefstijl op na houdt. Dit is echter niet anders dan op het achterlijke Zuid- Servische platteland waar normen en waarden evenzeer bepaald zijn door vijf eeuwen Ottomaanse overheersing. Als ik aankondig door te willen reizen naar Pristina ontstaat er altijd eerst lichte ontsteltenis, gevolgd door de bezwering toch vooral goed uit te kijken. Het blijft dan altijd in het midden of die waarschuwing de Albanezen of de Servische politie geld. Mijn ervaring is dat we door de Servische hermandad aanzienlijk onvriendelijker worden bejegend dan door onze Albanese gastheren. Uiteraard voer ik vaak stevige discussies met mijn Servische vrienden, waarbij een enkeling soms toegeeft Kosovo niet rationeel te kunnen bezien: 'Ik weet rationeel wel dat Albanezen ook gewone mensen zijn, maar gevoelsmatig is dat niet zo en ik ben bang van ze', krijg ik dan van de fijnbesnaarde en avantgardistisch ogende Irina snikkend te horen. De constatering dat de Albanezen niet als volwaardige mensen worden gezien komt als een schok. Mijn verbijstering is compleet als een jaar geleden onze werkzaamheden in Servik en Kosovo abrupt tot een einde komen en sommige Servische contacten zich voortaan in stilzwijgen hullen. Na twee dagen gelazer in het Servisch grensgebied worden we uiteindelijk pardoes, door vage figuren waar alle uniformen ontzag voor hadden, het land uitgezet met achterlating van een deel van de goederen. Materiaal voor Albanese activisten en mensenrechtengroepen heeft ons de das om gedaan en noopt de douane tot een precieuze zoektocht in ons vehikel. Ondanks nauwgezette fouillering worden tienduizenden marken op m'n lichaam niet gevonden doordat ik wat goochel tijdens uit- en aantrekken van m'n T- shirt. Ik kruip door 't oog van de naald. 'Persona non grata' schrijf ik in mijn verslag aan de Nederlandse ambassadeur. Ik neem in gedachten afscheid van Servik en besluit een ander vak te gaan kiezen.

Ik kom dit najaar tot de onvermijdelijke conclusie dat er, gezien de staat van dienst van Milosevic, niets anders op zit dan een totale en volledige oorlog tegen Servik. Maximale inzet van lucht- en landstrijdkrachten en een snelle overrompeling van de Joegoslavische troepen in Kosovo is nu nog de enige manier om het zwartste scenario te voorkomen. Dit is militair uitvoerbaar, maar 't ontbreekt aan politiek draagvlak. De diplomatieke middelen zijn nog niet uitgeput. Holbrooke wordt uit de kast gehaald maar ook hij faalt. Milosevic telt z'n zegeningen en brengt z'n macabere plan van volledige etnische zuivering van Kosovo ten uitvoer. Ik word mistroostig bij het vooruitzicht dat de Bosnische nachtmerrie in de herhaling gaat, terwijl 't Westen opnieuw ach en wee roept en achterover leunt. Rambouillet geeft nog hoop doordat het Westen nu eindelijk met de vuist op tafel slaat, maar Milosevic blijft op ramkoers. Er is nu echt geen alternatief voor oorlog en ik luister met dichtgeknepen keel en ongelovig naar eenieder die pleit tegen militair ingrijpen en voor nog meer onderhandelingen met Milosevic. Er wordt door de NAVO gesproken over beperkte luchtacties om Milosevic op andere gedachten te brengen en ik hoop vertwijfeld, tegen beter weten in, dat dit misschien toch genoeg is. Tijdens de eerste dagen van luchtacties gebeurt het ondenkbare en voert het Joegoslavische leger de etnische zuiveringen en massamoorden tot het tienvoudige op. Omdat er geen adequaat antwoord van de NAVO aan de grond mogelijk is, hebben de Servische troepen niets te vrezen en kunnen ze hun barbaarse misdaden voortzetten.

Geweld De stellingname van veel tegenstanders van interventie is dat louter bombarderen niet helpt en we dus maar weer moeten gaan onderhandelen. Ten eerste is er natuurlijk al een jaar lang uitvoerig onderhandeld en is er zelfs in het najaar een akkoord gesloten waar Milosevic zich niet aan hield. Iedereen die nu nog met hem wil onderhandelen is niet geloofwaardig meer. Uiteraard helpt alliin bombarderen ook niet. What's new? Daarover zijn de Dr Clavans en militair strategen het al jaren eens. Dit is het intrappen van een open deur. Dit laat ruimte voor slechts drie opties. De eerste mogelijkheid is de zaak uit laten branden, al dan niet onder het uitroepen van ach en wee, en de moordenaars geen strobreed in de weg te leggen. Verder kunnen we de zaak rigoreus aan pakken met een invasiemacht, honderden doden aan eigen zijde accepteren en Kosovo snel ontzetten. Tenslotte rest ons een maandenlange bommencampagne om vervolgens Kosovo binnen te wandelen en de zaak netjes op te vegen. Andere opties zijn er niet. Deze laatste lijkt nu gekozen en gaat met grote risicos en menselijke ellende gepaard. Klaarblijkelijk is het co{te que co{t voorkomen van slachtoffers aan westerse zijde van veel groter belang dan het voorkomen van tienduizenden -wellicht honderdduizenden- doden aan Kosovaarse kant. Het is een keuze geboren uit noodzaak vanwege de politieke realiteit en de westerse publieke opinie. Indien de overgrote meerderheid van de burgers en bewindvoerders dit offer niet wil brengen is dat voortaan de realiteit waarmee we moeten leren leven. Dit calculerend gedrag is op zich goed te verdedigen maar het uitblijven van operaties met Apache helicopters omdat er eens eentje zou kunnen sneuvelen, is wel een heel angstige manier van oorlog voeren. De bereidheid wat meer risicos te nemen zou duizenden Kosovaarse levens kunnen redden. Momenteel is het voor F-16 piloten op de Balkan nog veiliger in hun toestel dan bij deelname aan het verkeer in Belgrado. Met deze Westerse onmacht en dit risico-mijdend gedrag wordt de belofte 'Nooit meer Auschwitz' echter een holle en schrille kreet.

Ik constateer dat vele pacifisten en linkse activisten die in Bosnik of andere delen van de Balkan terecht zijn gekomen hun visie over het gebruik van geweld hebben aangepast. UNDP- medewerker Dave Bekkering schrijft hierover vanuit het Bosnische Travnik: Ik heb voor het eerst mijn principikle standpunt moeten laten varen, ook al ben in daar niet trots op of blij mee. Ik kan niet anders. Ook ikzelf ervaar voortdurend dat het veel verschil uitmaakt als je zelf tot je kniekn in de modder hebt gestaan en de menselijke ellende voelbaar is. Veelvuldige en intensieve gesprekken en discussie met mensen van alle etnische groepen geven me een genuanceerd beeld van de tragiek van de Balkan. Herhaaldelijk merk ik dat zowel Serven, Albanezen, Kroaten en Moslims allemaal dezelfde en onderling uitwisselbare verhalen hebben over het onrecht wat hen is aangedaan. Niet zelden wisselen zij vloeiend van rol als slachtoffer en beul: De Serven in de Krajina vermoorden en verjagen Kroatische burgers en worden uiteindelijk zelf verjaagd naar Servik. Daar worden ze door Milosevic weer gebruikt door ze naar Kosovo te deporteren waar ze tegenover de Albanezen komen te staan. Een rode lijn die zichtbaar wordt is het repeterende patroon waarin burgers zich onophoudelijk als makke schapen laten manipuleren door hun nationalistische leiders. Ik stoor me aan de oppervlakkige westerse waarnemers die het conflict op basis van oude reflexen en simpele patronen wensen te analyseren. De situatie is dermate complex dat er geen simpele oplossingen zijn. Ook gebruik van geweld is slechts het begin van een hele lange en ingewikkelde weg. Gebruik van geweld is bij Milosevic echter een noodzakelijke voorwaarde omdat niets anders op hem van invloed is.

Dogmas Het valt tegelijkertijd op dat veel opposanten van het NAVO-geweld gebruik maken van starre en dogmatische denkbeelden uit de tijd van de Koude Oorlog. Het Westen was altijd al moreel fout en de Amerikanen in het bijzonder. Hier moet dus weer een kwaadaardig imperialistisch complot van de Yanks achter zitten. Nog los van het feit dat er geen olie in de grond zit in Kosovo, of er andere economische belangen zijn, zou t ook wel eens zo kunnen zijn dat er simpelweg een andere generatie politici aan de macht is in het Westen. Madelein Albright is als kind van Joodse ouders uit Praag gevlucht voor de nazis. Haar hele leven staat in het kader van het bevorderen van democratie en veiligheid in Midden- en Oost- Europa. Zij is iin van de vurigste pleitbezorgers van hardhandig optreden tegen Milosevic. Ook de Britse en Duitse ministers van buitenlandse zaken, Robin Cook en Joschka Fischer, zijn radicaal linkse activisten van het eerste uur die momenteel hun politieke lot verbonden hebben aan westers ingrijpen.

Dan zijn er nog de onvervalste demagogen die zich ondubbelzinnig achter Milosevic opstellen. De Servische diaspora in Nederland is vaak nog nationalistischer dan de Serven in het moederland. Ronduit bizar is de opstelling van de horizontale communisten in de Foundation for Global Reflexion die Milosevic haast als de nieuwe roerganger lijken te zien. We zien hier vooral stalinisten als Varkevisser van de NCPN in terug. Zij halen dezelfde platte retoriek uit de kast als waarmee ze de politiek van Breznjev en de Russische invasie van Afghanistan verdedigden. Gelukkig hoeven we ons om deze politieke fossielen geen zorgen te maken. Gehoorzaam als zij zijn aan Lenin sterven hun oude vormen en gedachten op de mestvaalt der geschiedenis.

De vraag waarom zouden we de Kosovaren wel beschermen en de Tutsi's, Hutu's en Koerden niet, dient naar mijn smaak omgedraaid te worden. Waarom zouden we ook de Kosovaren in de steek laten en volharden in onze afzijdigheid? Waarom tolereren we deze waanzinnige Servische oorlogsmachine terwijl het in onze macht ligt deze te stoppen? Intussen verandert de situatie aan de grond en moeten we cynisch constateren dat de bewoners verdreven zijn uit Kosovo en daarmee inzet van landstrijdkrachten makkelijker maken. Indien het Westen daadwerkelijk de vluchtelingen wil laten terugkeren, dan is een invasie onvermijdelijk. Deze terugkeer is noodzakelijk omdat anderhalf miljoen vluchtelingen de hele regio zullen destabiliseren. Het ligt in de lijn der verwachting dat aanhoudende zware bombardementen het Joegoslavisch leger zo murw zullen beuken dat de Amerikaanse en Europese troepen weinig tegenstand zal hebben te duchten. Massale desertie onder de reguliere strijdkrachten is te verwachten. Indien het toch op vechten aankomt, heeft de NAVO van de Joegoslavische krijgsmacht sowieso niet veel te vrezen. De Serven zijn nooit de heldhaftige strijders geweest zoals de mythe ons wil doen geloven. Ook de duizenden huiveringwekkende vechtjassen van Arkan en Seselj zijn geen partij voor de Britse, Amerikaanse en Franse Special Forces. De laatste tien jaar blonken deze extremistische paramilitairen vooral uit in het lafhartig platbranden van dorpen en afslachten van ongewapende burgers. In iedere confrontatie met een geoefende strijdkracht, zoals in 95 in Bosnik, delfden ze 't onderspit.

Gemengde gevoelens Het toenemend aantal afzwaaiers en miskleunen van de NAVO neemt rechtevenredig toe met het aantal missies. Met een trefzekerheid van 99,5 % na zestig dagen bombarderen is er echter geen enkele reden om nu te stoppen. De hele Servische militaire en civiele infrastructuur wordt aan gort geschoten en tragisch genoeg vallen hierbij regelmatig burgerslachtoffers. Het leven van de burgers wordt steeds oncomfortabeler. Elektriciteit en water vallen uit en mensen leven in angst. De middelen van bestaan worden snel schaarser. De ellendige situatie van de Serven valt echter volstrekt in het niet vergeleken met die van de Kosovaren. Hier zijn alle verhoudingen zoek. Ik wind me dan ook op als een Nederlandstalige inwoonster van Belgrado, Jelica Novakovic, iedere dag op het Radio 1 journaal de tijd krijgt haar beklag te doen over haar, door de luchtaanvallen, verstoorde lentedag. Ik ken haar als hoogleraar Nederlands aan de Universiteit van Belgrado. Ze doet zich voor als de vermoorde onschuld, maar komt uit een diplomatenfamilie en maakt onderdeel uit van de nomenklatoera van Milosevic. Gelukkig zijn m'n bronnen in Belgrado nog niet drooggevallen en krijg ik via Internet aanvullende info. De universiteiten in Belgrado zijn afgelopen jaren grondig gezuiverd van dissidente hoogleraren en docenten. Novakovic' positie is echter geen moment in gevaar geweest en ik zet haar op de 'shitlist'. Het doet me echter goed als ik half mei via Internet een verslag lees van Natasa Kandic van het Humanitarian Law Center hoe zij dapper, met doodsverachting, op en neer naar Pristina blijft rijden om haar Albanese collegae in veiligheid te brengen. Ik ontmoette haar diverse malen en heb ontzag voor haar moed. Ze is beslist van het Hannie Schaft-kaliber. Kandic werkt ondermeer voor het tribunaal in Den Haag en pleitte bij Amerikaanse diplomaten al geruime tijd openlijk voor NAVO ingrijpen als enige manier om een drama in Kosovo te voorkomen.In de New York Times staat eind mei een bericht dat Natasa Kandic zich moet melden bij de Belgradose politie voor een informeel gesprek. Ik maak me zorgen om haar persoonlijke veiligheid.

Ik bezie de beelden op tv en de verslagen van Jamie Shea met gemengde gevoelens. Ik heb zeker negen van de tien gebombardeerde steden en dorpen meer of minder regelmatig bezocht. De plaatsen Nis, Novi Sad, Belgrado, Sombor, Backa Palanka, Pristina, Valjevo, Pancevo ken ik als mijn broekzak en worden iedere dag gebombardeerd. Ik koester nostalgische herinneringen aan het flaneren over inmiddels gebroken bruggen. Met weemoed denk ik terug aan de kolderieke nieuwjaarsweek van '97 in gezelschap van de Amerikaanse Maryanne Yerkes. Onze beider laatste herinnering aan Belgrado is een nachtelijke wandeling over de Turkse Kalemegdan Ruone, waar Sava en Donau zich samenvoegen en de magische stad zich aan je voeten vleit.

Begin april vertelt Dubravka uit Belgrado over de telefoon dat er nog geen slachtoffers zijn onder de bekenden, maar dat ze met de kinderen het land zal gaan verlaten. Uit Pristina komt minder goed nieuws via de media. In december 1994 werd ik met Hans, Louise en Lucia in Pristina opgepakt door de Servische politie. We waren in het gezelschap van de Albanese mensenrechtenadvocaat Bajram Kelmendi. Met zijn kennis van het Servisch en Frans lulden we ons door het verhoor heen en werden snel vrij gelaten. Kort na het begin van de luchtacties eind maart worden de lichamen van Kelmendi en zijn twee zonen in een greppel langs de kant van de weg teruggevonden. Van anderen begrijp ik via het Internet dat ze zijn ondergedoken of veilig het land hebben verlaten. Met genoegen zie ik tegelijkertijd hoe Tomahawks en Mavericks zich in gehate objecten boren. Het politiebureau van Pristina, waar we vastzaten, is veranderd in een ruone. Tal van ministeries en hoofdkwartieren van leger, politie en geheime diensten gaan sky high. Dit zijn stuk voor stuk al tientallen jaren de meest gevreesde en verachte gebouwen van Joegoslavik. Ik herinner me mijn eerste rapport aan Amnesty International over de geheime Kroatische gevangenen in de kelders van het Ministerie van Binnenlandse zaken aan de Knez Milosa in het centrum van Belgrado. Als een kaartenhuis zakte het in elkaar na zeven voltreffers. Ik kan mijn vreugde niet onderdrukken als het ene na het andere onderdeel van het machtsapparaat van Milosevic met de grond gelijk wordt gemaakt. Het kolossale kantoor van de communistische partij, even buiten het centrum, wordt talloze malen geraakt door projectielen. Ook het Belgradose hoofdkwartier van de meedogenloze slachter Arkan wordt flink te grazen genomen door Tomahawks. O ironie, dezelfde middellange afstandsraketten waar ik ooit tegen te hoop liep toen ze nog met kernlading voor doelen van het Warschaupact waren bedoeld.

Een schone oorlog zonder onschuldige burgerslachtoffers bestaat niet en er zullen vermoedelijk nog vele onaangename verrassingen volgen. Een perfecte en voorspelbare oorlog bestaat evenmin, maar een vroegtijdiger en robuuster ingrijpen op de Balkan had veel ellende kunnen voorkomen. Naar mijn smaak is het misdadig een vermijdbare oorlog te voeren. Maar evenzeer is het onverteerbaar om een noodzakelijke militaire strijd te vermijden.

Naschrift:

Op verzoek is dit artikel verkrijgbaar als wordperfectbestand. Het zal eind juni ondermeer verschijnen in het periodiek Nieuwland uitgegeven door GroenLinks Tilburg. info via Edwin Mermans, e-mail: mermans@kub.nl

Bron: Auteur


Back to Archive | Back to Kosov@ Crisis 1999