[Date Prev][Date Next][Thread Prev][Thread Next][Date Index][Thread Index]

[Duurzaamlijst] gen-tech, en meer...



Beste iedereen,

naar aanleiding van de discussie over gen-tech, waarbij inmiddels al
aardig wat andere onderwerpen aan bod zijn gekomen over een duurzame
toekomst van de wereld, wil ik bij deze graag ook mijn visie laten
weten. 
Ik ben Marieke Cieremans, ir. bosbouw, bezig met ecologie en
landgebruik. Sinds een jaar ben ik bezig een projectvoorstel uit te
werken om een duurzaam, natuurlijk landgebruiksysteem op te zetten,
als voorbeeld voor hoe het anders kan. Komend jaar zal ik beginnen
met de verwerkelijking hiervan, in een bosgebied in Rusland.
Ik wil in de hier gevoerde discussie allereerst het principe
'epidemisch' of biologisch risico bespreken, dat de voor- en nadelen
van gen-tech in een nieuw daglicht stelt, en tot nu toe niet is
meegenomen. Vervolgens zal ik iets zeggen over veredelingsmethodes,
duurzaamheid, landgebruiksystemen, energie en het CO2-probleem, en
op mijn visie van een duurzame toekomst. Tenslotte nog enkele
opmerkingen over modellen en schaal. 
Bij deze hartelijk dank voor alle berichten tot nu toe, ik heb ze
met veel interesse gelezen en ze zijn voor mij een hulp geweest om
een beter beeld van het onderwerp te krijgen.
Mijn verhaal is een lang, misschien wat serieus stuk geworden, toch
hoop ik dat jullie hier niet door worden afgeschrikt. Het is mijn
bedoeling met zijn allen tot een zo volledig mogelijk beeld te
komen, nu de discussie hierover eenmaal begonnen is. Ik zie uit naar
reacties!



Over gen-tech en de epidemische aard van biologische risico's.

In de discussie over de voordelen en gevaren van gen-tech is tot nu
toe vooral ingegaan op de gunstige potentiële 'wonder'-capaciteiten
van nieuw gecreëerde organismen en de onzekerheid over
voedselveiligheid en gezondheid. 
Wat nog niet uitdrukkelijk aan bod is gekomen, is, dat het
introduceren van nieuw genetisch materiaal in een bestaand systeem
een enorm risico met zich meebrengt, dat essentieel verschilt van
het meestal gehanteerde, statistische risico. 
Om de potentiële gevaren van gentechnologie te begrijpen, is dit
onderscheid essentieel. Dit risico-aspect heeft zowel betrekking op
de voorgespiegelde voordelen, als op uitspraken over de veiligheid,
niet alleen vanuit oogpunt van voeding en gezondheid, maar ook van
het introduceren in de wereld. 
Het is niet eenvoudig te verwoorden wat dit principe inhoudt, maar
aangezien het een cruciale betekenis heeft in de discussie, wil ik
toch op deze plaats een nadere verklaring geven. De nu volgende
uitleg is een tekst, geschreven door Prof. dr. ir. R.A.A. Oldeman,
hoogleraar Bosteelt & bosecologie aan Wageningen Universiteit (WU),
die dit thema heeft besproken in een cursus over biologische
landbouw (georganiseerd door PHLO, voorjaar 2000). 


-----------------------------------
[…]
Het biologische risico. 
Dit is een steeds over het hoofd gezien kernpunt in alle discussies
over zure regen, gekke koeien, biologische bestrijding, genetische
manipulatie, diergeneeskunde of gewasbescherming, kortom over alle
hete hangijzers van vandaag.

Dit is het kernpunt: vaak kan een zeer zeldzaam, hinderlijk
biologisch element zich voortplanten en wordt dan een ramp. De term
is "epidemisch risico".

Dit staat tegenover "gewoon" risico, waar een kettingbotsing
zeldzaam en vreselijk is, maar zeldzaam blijft omdat hij zich niet
vermenigvuldigt. Wij denken aan ongelukken als iets zeldzaams
waarvan we de gevolgen kunnen opruimen en we zijn ervan af. Wij
zouden aan biologische ongelukken moeten denken als iets zeldzaams
dat zich echter vaak net zolang vermenigvuldigt tot het iets
normaals geworden is. Dit zal ik illustreren met de BSE en met de
biologische bestrijding van de in Nederland woekerende Amerikaanse
vogelkers, bijgenaamd "bospest".

In de dertiger jaren vonden Nederlandse "natuurbosbouwers" dat
strooiselvertering en humusvorming in bosbodems beter moesten.
Vooral strooisel van eikenbladeren en naalden verteerde te traag.
Men zocht een soort met rijke, snel verterende bladeren en vond de
Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina, ROSACEAE). Die werd dus
geïmporteerd en tot de jaren vijftig breedwerpig uitgezaaid onder
Neêrlands dennen. Invoering van een exotische soort zonder lang,
zorgvuldig testen is een epidemisch risico. Vogels houden van de
besjes van P. serotina, zodat spoedig de zaden alom werden
verspreid. De soort ging woekeren. Onder zijn dichte bladerdek kon
geen andere boom kiemen of opgroeien. Nooit heeft Staatsbosbeheer
publiek gemaakt  hoeveel honderden miljoenen guldens de bestrijding
heeft gekost.

Voor de goedkoopte werd biologische bestrijding voorgesteld. Zoals
andere Prunus-soorten, kers of pruim, is P. serotina gevoelig voor
de dodelijke loodglansziekte. De Jong (1988) ging na hoeveel
kilometer er moest liggen tussen bospestpercelen en boomgaarden of
tuinen met fruitbomen, om risico van besmetting uit te sluiten. Hij
gebruikte statistiek, dwz. hij vond de kans dat één spore van de
schimmel belandde op zoveel kilometer per zoveel dagen veilig genoeg
was, want zeldzaam genoeg, om ongevaarlijk te zijn. Deze denkfout is
schering en inslag in land- en bosbouwdenken. In werkelijkheid is de
aankomst van zelfs die ene spore elke paar dagen een garantie dat er
binnen een jaar wel een volledige schimmel groeit. Die maakt weer
miljoenen sporen. Het statistisch risico is verwaarloosbaar, het
biologisch risico is epidemisch. Het criterium is, dat
schimmelsporen in de atmosfeer even zeldzaam blijven vóór en na de
behandeling. Er bestaan immers ook natuurlijke populaties van de
schimmel, die ooit de oer-gewasaantasting veroorzaakten. Die
dichtheid van schimmelsporen is een indicator voor door het
ecosysteem voldoende afgedempte ziektepotentie. 
[comm: hier werd al even naar verwezen door Wytze met betrekking tot
voedsel: "Het punt waar het bij gentech echter omgaat is dat de
gemanipuleerde produkten niet onveiliger mogen zijn dan hun
conventionele tegenhangers."]

De gekke-koeienziekte is een ander voorbeeld, op een heel ander
niveau. Men houdt vaak zg. prionen, kleine organische moleculen,
voor de ziekteverwekkers. Er is echter reden te denken dat prionen
afbraakproducten zijn van ziek DNA na geprogrammeerde zelfmoord
(apoptosis), waarbij het DNA zich in ongevaarlijke stukjes zonder
genetische activiteit splitst (Rossignol & al. 1998). Soms mislukt
dat. Een paar stukjes slecht DNA blijven dan potentieel actief. Als
er afval van zieke dieren, zoals schapen met scrapie, in het voedsel
van andere dieren zit, kunnen de zeldzame actieve prionen zich in
het DNA van de consument plakken, en de functie ervan via celdeling
overal in de gastheer in de war sturen. Dat is dus een epidemisch
risico, voorlopig nog op het niveau van de lichaamscellen, gevolgd
door geleidelijk verlies van coördinatie van het hele lichaam. Van
dit mechanisme zijn veel voorbeelden bekend, vooral als "horizontale
transfer" van virusdeeltjes, gedragen in DNA van bacteriën. Dit is
een tweetraps epidemisch risico. De eerste epidemie vindt plaats in
de cellen van een lichaam. De tweede trap is besmetting, soms door
hetzelfde mechanisme (AIDS), soms door rechtstreekse overdracht via
adem, of drinkwater (cholera, typhus etc.), op het niveau van een
groep lichamen ofwel een populatie. 

Het fundamentele verschil tussen biologisch risico en natuurkundig
risico is van zeer groot economisch en praktisch belang. Het zou ook
juridische consequenties moeten hebben. We kunnen bij voorbeeld de
huidige hogere kosten van de biologische landbouw beschouwen als
verzekeringspremie tegen biologische rampen. Immers, in biologische
agrosystemen worden epidemiën meestal schielijk gedempt. Dat dit
gewas- en productdiversiteit meebrengt levert economische
flexibiliteit op, ook al een verzekering. Mensen die het biologische
risico vergroten, zoals sommige veevoer- en pesticidenfabrikanten,
zouden onder de strafwet moeten vallen in de artikelen over poging
tot moord of doodslag. Die conclusie werd tot op heden niet
getrokken omdat de wet het onderscheid tussen "een ongelukje" en
"per ongeluk" op de wereld loslaten van een onzichtbaar,
koloniserend, zelfversterkend doodsmechanisme juridisch nooit
maakte. Na de recente Legionella-epidemie vanuit onverdachte, nl.
onwaarschijnlijke bron van besmetting realiseert men zich thans
vagelijk wat een biologisch risico is.

Investeren in genetische manipulatie is ontkennen van de grote
epidemische risico's die gemanipuleerde genomen opleveren. Men ziet
het risico gerechtvaardigd klein vanwege de zeldzaamheid van
overblijvende actieve genetische deeltjes en vergeet dan maar hun
genenvervuilend woekerpotentieel. Als er toevallig één "goed"
terecht komt bederft hij een DNA-streng, die zich daarna
vermenigvuldigt. Een statistisch risico van één op een miljoen is
een biologische zekerheid, als je maar geduld hebt.

[N.B.: Literatuurverwijzing: 
Rossignol, M., Rossignol, L., Oldeman, R.A.A. & Benzine-Tizroutine,
S., 1998. 'Struggle of Life or the natural history of stress and
adaptation.' Treebook, Treemail, Heelsum, 237 blz. <www.treemail.nl
>]
--------------------------------


Tot zover het stuk van Prof. Oldeman. Ik hoop dat hiermee duidelijk
is geworden, dat genetische manipulatie een zeer bedreigende
ontwikkeling is, nog afgezien van het misbruik ervan voor economisch
belang, en dat de mooie beloftes over oplossing van het
hongerprobleem of behoud van biodiversiteit slechts
schijnoplossingen zijn. 
Overigens is er ook een mailing-lijst, (in het Engels) die speciaal 
gericht is op de ontwikkelingen rond gen-technologie. Ik weet zelf 
niet precies wat er aan de orde komt,want hoorde er ook pas zeer 
recent van, dus ik zou zeggen, zie zelf maar wat het is. Om aan te 
melden, stuur een mail naar listserv@iatp.org met als bericht: 
subscribe biotech_activists. Of bekijk de site van het IATP 
(Institute for Agriculture and Trade Policy) op http://www.iatp.org 



Over veredeling.

Aansluitend bij de kwestie van gen-tech wil ik verder ingaan op de
principes van veredeling in het algemeen, om het verband hiermee te
verduidelijken (waar ondermeer naar werd verwezen door Kurt en
Leonard). Het is inderdaad een eeuwenoude praktijk om de
eigenschappen van planten en dieren te 'verbeteren', zodat ze voor
ons nuttiger zijn, en inderdaad is het niet altijd makkelijk het
door ons gewenste resultaat te bereiken. Deze verbeteringen kunnen
echter volgens essentieel verschillende benaderingen worden
nagestreefd. Een belangrijk onderscheid is, of er wordt uitgegaan
van:
- de natuurlijke omstandigheden (uniek voor elke situatie), waarbij
vervolgens de optimale variant van een plant of dier wordt gezocht
door ter plaatse de exemplaren met de beste resultaten te gebruiken
voor verdere teelt (hier is optimaal: de op dat moment, op die
plaats best passende), 
of van:
- theoretische, 'optimale' omstandigheden (nagebootst in lab of 
proefveld), waarbij 1 optimale variant van een organisme gevonden
wordt, om vervolgens in de praktijk (waar dan ook) te proberen zo
goed mogelijk deze kunstmatige omstandigheden te imiteren, zodat het
'optimale' dier of plant zo goed mogelijk tot zijn recht komt.

Deze twee benaderingen impliceren een essentieel andere verhouding
tussen mens en natuur, en ze leiden tot essentieel andere
resultaten. In de loop van de geschiedenis is tot voorkort altijd
gewerkt met de eerste, pas de laatste eeuw is de tweede benadering
opgekomen. 
De eerste benadering werkt samen met natuur, want ze is gebaseerd op
biologische diversiteit (in landschappen, soorten, genen). De
gebruikte soorten voldoen steeds beter aan de doelstellingen van de
veredelaars, waarbij ze bovendien steeds passen bij de heersende
omstandigheden. Omdat het systeem flexibel is, kan het goed omgaan
met natuurlijke verstoringen en veranderende tendensen.
De tweede benadering daarentegen is in tegenspraak met de natuur,
want ze ziet natuurlijke diversiteit als een afwijking, die
gecorrigeerd moet worden (het ideaal is de kunstmatige
omstandigheden overal te kopiëren). Doordat de groei-omstandigheden
door middel van kunstgrepen worden opgedrongen aan het systeem,
wordt het complexe natuurlijke evenwicht volledig verstoord. Hierop
komen allerlei reacties, zoals ziektes en plagen, woekerende
onkruiden, verliezen van mineralen en bodemstructuur, enz. enz. In
dit scenario moet de mens continu bijsturen om deze natuurlijke
reacties tegen te gaan of de gevolgen weer te 'herstellen', en is de
mens een soort schepper van nieuwe omstandigheden en combinaties van
genen, 'beter' dan de natuur. Maar in dit menselijke beeld van wat
beter is, worden maar een zeer beperkt aantal eigenschappen van
natuurlijke systemen bekeken, wij kunnen nu eenmaal niet de natuur
in al haar complexiteit bevatten (zoals Margje aangaf: "wij zijn ook
maar een natuurverschijnsel", al hebben we zelf door onze
verstorende activiteiten wel zeker invloed op bepaalde
natuurrampen). De op deze wijze door de mens gecreëerde 'verbeterde'
soorten zijn dan ook helemaal niet zonder meer optimaal, gezien
vanuit een totaalbenadering van het leven op aarde, en indirect dus
ook niet voor de mens zelf. 

Kortom, er bestaan alternatieven voor de momenteel wijdverspreide
veredelingsmethodes, die een antwoord kunnen zijn op de steeds
sterkere monopoliepositie van de veredelingsgiganten en op het
overmatige gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, maar die
niets te maken hebben met gen-tech en toch prima in de moderne tijd
passen…



Over duurzaamheid, landbouwsystemen, energie en het CO2-probleem.

Als je ervan uitgaat dat de natuur vanuit zichzelf tendeert naar een
zeer complex, uitgebalanceerd dynamisch evenwicht, kan een systeem
pas ècht duurzaam zijn, als het gebaseerd is op natuurlijke
processen, waarbij de mens als beheerder deze processen stuurt en
benut om beter aan zijn wensen te voldoen, maar zonder daarbij het
systeem geweld aan te doen. Zo'n systeem zal altijd divers zijn in
soorten en in ruimtelijke structuur, en veranderen in de tijd (bijv.
met cyclische herhaling), en op elke plaats op aarde zich uniek
ontwikkelen, afhankelijk van zowel de natuurlijke omstandigheden als
de werkzaamheden van de beheerder.
Een systeem dat op natuurlijke basis functioneert, zal op de lange
termijn altijd duurzamer zijn dan een systeem dat wordt geregeerd
door continu menselijk bijsturen. Effectgerichte maatregelen tegen
ongewenste of onvoorziene gevolgen zorgen ervoor, dat het systeem
nog kortere of langere tijd functioneert en geschikt lijkt, maar
uiteindelijk zijn de gevolgen zo verstrekkend en wijdverspreid, dat
er geen simpele maatregelen meer tegen te nemen zijn. In de tot nu
toe gevoerde discussie zijn enkele voorbeelden van deze
effect-gerichte benaderingen genoemd, namelijk de voorgestelde
oplossing voor versilting (ook al geen goed idee omdat het door
gen-tech zou moeten worden gerealiseerd), en het hele idee van
kunstmatige ziekte- en plaagbestrijding, dat in de gangbare landbouw
noodzaak is, maar in de biologische landbouw dus niet wordt
toegepast, ook niet in 'uitzonderlijke gevallen' (jammer genoeg,
volgens Kurt). In de biologische landbouw wordt deze regel dus
gehanteerd, niet omdat ze bij voorbaat tegen alle technologie of
vernieuwing is, maar omdat het niet past in een werkelijk, op lange
termijn, duurzaam systeem. 
In dit opzicht is biologische landbouw het zeker waard om verder te
ontwikkelen, het is een grote stap vooruit ten opzichte van de
gangbare landbouw. Het is een grote misvatting dat biologische
landbouw niet vernieuwend is, er wordt wel degelijk gewerkt aan het
ontwikkelen van nieuwe inzichten, technieken en methodes. Alleen
streef bio-lb ernaar, uitsluitend te werken aan ontwikkelingen die
in overeenstemming zijn met natuurlijke principes. 

Toch gaat de biologische, en ook de biologisch-dynamische landbouw,
voorbij aan een ander punt, dat voor duurzaamheid belangrijk is,
namelijk: energie. Hier komt ook de CO2-kwestie om de hoek kijken.
Van belang is de totale energie-balans van een systeem: hoeveel
energie wordt er verbruikt, en hoeveel wordt daarmee in andere vorm
verkregen? In de biologische landbouw wordt in het algemeen de regel
gehanteerd, dat het systeem evenwichtig is, als er evenveel energie
wordt vastgelegd in het systeem (met name in de vorm van produktie)
als dat er energie voor verbruikt is om deze vastlegging te
realiseren. Dit klinkt logisch, maar er zitten toch een paar
addertjes onder het gras:
1. er wordt niet gekeken naar waar de verbruikte energie vandaan
komt; energie uit fossiele brandstoffen wordt niet onderscheiden van
momentele energie uit biomassa, wind, water of zon. De energie,
vastgelegd in verkregen produkten, wordt al snel weer geconsumeerd,
en is daardoor niet een werkelijke compensatie voor het gebruiken
van de fossiele energie, die extra aan het huidige
wereld-energiesysteem is toegevoegd. De enige juiste compensatie
hiervoor is, zoals Leonard al aangaf, het omgekeerde proces:
koolstof terug vastleggen in de aarde, in zeer-lange-termijn-sinks,
waar het niet weer in de kringloop terugkeert. 
2. tot het energieverbruik wordt over het algemeen niet meegerekend
hoeveel energie er nodig is geweest om de gebruikte machines en
materialen te produceren en om ze vervolgens naar de plaats van
handelen te vervoeren. Toch is dit ook allemaal energie, die
speciaal voor deze landbouwproduktie is ingezet.
3. bij het opmaken van de balans wordt de totale opbrengst
vergeleken met de geïnvesteerde energie, waarbij een balans van nul
al als duurzaam wordt gezien. Een natuurlijk systeem produceert
echter aardig wat biomassa (energie) uit zichzelf, zonder dat er
enige menselijke energie in wordt geïnvesteerd. Een eerlijke
vergelijking zou dus zijn, dit positieve getal als referentie te
nemen.

Op de lange-termijn-vastlegging van koolstof wil ik nog wat nader
ingaan. Het is  welbekend, dat bossen hiervoor heel geschikt zijn.
Zoals bijvoorbeeld is te lezen in het artikel van Andrew Revkin, dat
op 9 oktober naar de duurzaamlijst werd gestuurd door Anton van
Walraven, zijn bestaande bossen voor dit doeleinde nog veel beter
dan nieuw aan te leggen bossen, en speelt de opslag in de bodem
hierbij een belangrijke rol. 
Nu veronderstelt Leonard dat alle vormen van landbouw een reductie
van de biomassa betekenen, oftewel de energie-vastlegging negatief
beïnvloeden, en dat er daarom zoveel mogelijk natuurlijke systemen
volledig met rust gelaten zouden moeten worden. 
Deze veronderstelling is echter niet juist. Ten eerste: er zijn
zeker produktieve systemen mogelijk, die netto biomassa, en dus
energie, vastleggen, in plaats van verbruiken. 
Ten tweede: om aan onze vraag naar produkten te voldoen, (niet
alleen voedsel, maar ook alle andere grondstoffen en materialen die
we gebruiken, ontlenen we aan de natuur,) hebben we toch produktieve
systemen nodig; als je die apart wilt maken, blijven het systemen
met een energie- en een biomassabalans. 
Heb je er al aan gedacht, hoe de energiebalans van al die
kassencomplexen eruit ziet? Ik denk namelijk dat, als kassen een
hogere biomassa-produktie hebben dan een oppervlakte open grond,
zonder dat er sprake is van extra toevoeging van energie/warmte (is
dat zo?), kassen hun hogere produktie te danken hebben aan een
hogere omzetting van de inkomende zonne-energie tot plantmateriaal
via fotosynthese, waardoor er minder zonne-energie 'verloren' gaat.
Als je dit principe op grote schaal wilt invoeren, betekent dit ook
een netto toename van de energie op aarde, dus draagt dit net zo
goed bij aan de opwarming van de aarde als fossiele brandstoffen! 
Als je wel uitgaat van het toevoegen van energie (zoals de
afvalwarmte van industrie en energiecentrales), is het niet meer dan
te verwachten dat de produktie hoger is, maar is dit een werkelijke
winst? De extra toegevoegde energie komt ook ergens vandaan…
Inderdaad, in de huidige situatie is die onbenutte rest-energie er
volop, en is het ook zeker belangrijk die te gaan gebruiken, maar
dit kan ook door bijv. stadsverwarmingssystemen aan te leggen, zoals
al op bepaalde plaatsen gebeurt. Maar als je het hebt over een in de
toekomst te realiseren ideaal, wereldwijd leefsysteem, dan passen
die energieverslindende fabrieken en energiecentrales daar toch niet
in? 
En heb je er wel bij stilgestaan, dat meren, zeeën en oceanen ook
levende ecosystemen zijn, en geen dode, nietsbetekenende
wateroppervlakten, die jij zomaar op grote schaal denkt te kunnen
bedekken zonder verdere gevolgen? 
Het hele idee lijkt mij geen werkelijke oplossing, slechts een
verschuiving van het probleem van het landoppervlak naar het water
en zelfs het toevoegen van geheel nieuwe problemen, door een
volledig kunstmatig systeem te introduceren, vol met onbekende
gevolgen. Bovendien zou je ook het landoppervlak in zijn huidige
staat niet zomaar aan zijn lot kunnen overlaten, wil je op
overzienbare termijn weer natuur terugkrijgen. Daarvoor hebben we
bijna de hele aarde al te intensief beïnvloed, en de uitdaging is nu
aan ons om dit weer goed te maken, door nog meer beïnvloeding,
alleen op een heel andere wijze... 

Terugkomend op de energiebalans, zoals ik die heb besproken voor een
landbouwsysteem: Je zou deze kunnen uitbreiden van alleen produktie
naar het totale netwerk van produktie, verwerking, transport en
consumptie. In zo'n balans wordt het duidelijk, welke produkten en
welke systemen in hun totaliteit energetisch efficient zijn. Dit kan
heel andere resultaten geven dan wanneer alleen de produktie in
ogenschouw wordt genomen. Het heen-en-weer-gesleep van voedsel en
andere produkten over de wereld wordt ineens een stuk minder
interessant, gezien alle energie die nodig is voor transport
(ongeacht of dit energie van duurzame bron is of niet, want het is
ook belangrijk wat ermee bereikt wordt).

Zoals ik al even noemde, hangt de oppervlakte aarde, die een mens
nodig heeft om van te leven, niet alleen af van het voedsel dat hij
gebruikt, maar ook van andere grondstoffen. Dit principe is
uitgewerkt in de ecologische voetafdruk (zie ondermeer het recente
bericht op de duurzaamlijst, of vraag de Kleine Aarde om
informatie). Er is ook het eerlijk-aarde-aandeel berekend, hoeveel
plek er is om elke persoon op aarde evenveel grond tot zijn
beschikking te stellen.



Leven op aarde, leven met de aarde.

De enige manier, waarop de mens kan voortleven op de aarde, is samen
met deze aarde en alles wat hierop leeft. Het is niet nodig, en ook
niet mogelijk, om apart te leven van de ons omringende natuurlijke
systemen, ook is het niet mogelijk een kunstmatige oplossing te
bedenken, die beter is dan wat de natuur ons al aangeeft. We moeten
alleen leren hiermee verantwoord om te gaan. Daartoe is het nodig
onze hele huidige levenswijze te herzien, gebaseerd op het
heroverwegen van de huidige landbouwpraktijken, het grondstofgebruik
en het energieverbruik. Dit zal ik in de volgende alinea's nader
illustreren.

Landgebruik
Allereerst is het noodzakelijk onze huidige landbouwpraktijken
grondig te herzien en te werken aan systemen, die weer (als vanouds!
maar niet ouderwets) energie-vastleggend en in harmonie met de
natuurlijke processen zijn. De omgang met de bodem is essentieel:
het is belangrijk de bodem op te bouwen, waardoor koolstof en andere
stoffen worden vastgelegd en de bodem als buffer kan fungeren, in
plaats van opgebouwde reserves uit te mergelen. Systemen die dit
kunnen realiseren worden gekenmerkt door niet-ploegen en door
permanente bodembedekking, zoals blijvende graslanden of systemen,
gebaseerd op meerjarige planten, bos en bomen. 
Gelukkig wordt er al gewerkt volgens deze principes, in combinatie
met de eerder besproken gedachten over op natuur gebaseerd beheer,
en zijn er voorbeelden van zulke systemen te vinden. Dit is namelijk
de basisgedachte van permacultuur. Zoals Wytze al naar voren bracht,
zou er ook naar mijn idee niks mis zijn met een groot areaal
produktieve systemen, indien ze op deze basis worden beheerd. In
tegendeel, het is juist nodig deze ontwikkeling zoveel mogelijk te
stimuleren. (Wel met name permacultuur! omdat EKO en BD dus
bezwaarlijk zijn vanuit energie-oogpunt; waarmee ik overigens niet
wil zeggen dat die op dit moment niet de moeite van het ontwikkelen
waard zijn; er is nog niet genoeg kennis en ervaring, maar vooral
bekendheid, om ineens op grote schaal over te kunnen stappen op
permacultuur.)
Over de principes en de opkomst van permacultuur is bijvoorbeeld
meer te vinden op http://csf.colorado.edu/perma, waar o.a. de
permacultuur-cursus van Bill Mollison wordt gepresenteerd (wie een
heldere introductie in pc zoekt, wil ik het daar weergegeven eerste
pamphlet zeker aanbevelen, en je kunt er ook enkele dingen die ik
hier schrijf direct of indirect terugvinden). Maar er is nog veel
meer, op internet of in publicaties… Ook heel interessant in dit
verband is Masanobu Fukuoka (Japan), die de door hem ontwikkelde
denkwijze 'natural farming' noemt, of ook wel 'de kunst van het
niets-doen' (hij heeft hele bijzondere resultaten bereikt met
ondermeer graan- en rijst-verbouw). Ook het vermelden waard is het
concept 'Ecoland & Ecobos', geintroduceerd door Prof. Oldeman in het
artikel: Oldeman, R.A.A., 1995. New scope and objectives for
European forestry and rural conservation: "Ecoland & Ecoforest".
Contribution XIII Congress of the Union of European Foresters
(Warszawa, May 1995): 8 pp. Ook is dit concept besproken in de
genoemde PHLO-cursus (zie het stuk over gen-tech).

Grondstoffen
Verder is het van belang ons grondstofgebruik aan te passen: alleen
nog maar materialen van natuurlijke grondstoffen toepassen, in
plaats van ruwe olie verwerken en andere onnatuurlijke stoffen
'creëren'. Natuurlijke systemen zijn meer dan voldoende leveranciers
van allerhande stoffen, die een prima vervanging kunnen zijn van de
huidige chemische. (denk aan constructiematerialen, brandstoffen,
schoonmaakmiddelen, kleding, medicijnen, lijm, kleurstoffen, etc.
etc., kortom, alles wat we nodig hebben (of denken te hebben…))

Energie
Daarnaast is het nodig ons energieverbruik eens kritisch te bezien:
waartoe leidt alle energieconsumptie, kan het niet anders, of
zonder? Er moet worden toegewerkt naar een evenwichtsniveau, waarop
de mens niet meer verbruikt dan de natuur ons kan leveren, zonder
dat daarbij de reserves achteruit gaan of continu extra energie aan
het systeem wordt toegevoegd. Ik denk, dat het verantwoorde
energieverbruik in de evenwichtstoestand indirect gelijk is aan de
inkomende zonne-energie per tijdseenheid, vastgelegd in planten en
in natuurlijke processen (wind, water, warmte) (dus niet de energie
meerekenen die de aarde weer uitstraalt en niet in de
aarde-kringloop wordt gebruikt).

Integratie
Dit alles heeft verregaande gevolgen voor de inrichting van de
maatschappij: op huizen- en stedenbouw, op industrie, handel,
transport, economie, energie'produktie', onderwijs, gezondheidszorg,
enz. enz.; alles houdt verband met elkaar (zie de opm. van Kurt). Ik
ben het dan ook helemaal met Leonard eens, dat er een einde moet
komen aan het volleggen van de aarde met asfalt en gebouwen, ik denk
dat ook steden en de gehele maatschappij als een levend systeem
kunnen worden beschouwd en in overeenkomst daarmee ingericht. Dat
10% van het landoppervlak bezet is met bebouwing (in Nederland?),
vind ik trouwens schrikbarend veel, en vind het optimistische 'maar
10%' bepaald niet op zijn plaats.

Om nu te voorkomen dat mijn stelling, dat natuurlijke systemen het
beste uitgangspunt zijn voor het ontwerp van produktieve systemen,
wordt misbruikt om de laatst overgebleven natuurlijke gebieden in
cultuur te gaan nemen, onder het motto 'dat het toch samen kan
gaan', wil ik hier duidelijk stellen dat dat geenszins mijn
bedoeling is. 
Er is nog zo weinig natuur overgebleven, dat het van het grootste
belang is deze te bewaren, aangezien het onze laatste reserve is en
we nog lang niet zover zijn om deze systemen en processen in
voldoende mate te overzien, teneinde er op een verantwoorde manier
mee om te gaan. 
Bovendien is er zoveel al sterk beïnvloed land dat door een goede
behandeling potentieel heel wat meer kan opbrengen dan momenteel het
geval is, dat we nog lang vooruit kunnen de wereldbevolking van
voedsel en grondstoffen te voorzien door ons te richten op de
transformatie van deze gebieden, zonder dat het nodig is de
overgebleven natuur daarvoor te verstoren (sorry, ik heb hiervoor
geen cijfers, maar het gaat om het principe). Daarnaast zijn er een
heleboel gronden, die vanuit gangbaar oogpunt niet geschikt zijn
voor produktie, omdat ze te droog, te nat, te zout, te steil, te
arm, bebouwd of wat dan ook zijn, maar die vanuit een plaatsgerichte
benadering wel op een of andere wijze wel als (potentieel)
produktief kunnen worden beschouwd.



Tot slot: Over modellen en schaal.

Als het verband tussen alle (zojuist genoemde) aspecten als
overkoepelend netwerk wordt gezien, kan van daaruit voor elk aspect
in dit verband gewerkt aan verbeteringen, die leiden tot een
werkelijk duurzame opbouw van de wereldsamenleving. Het kan handig
zijn, hierbij gebruik te maken van modellen. Er moet echter niet uit
het oog verloren worden, dat modellen slechts een beperkte weergave
van de werkelijkheid zijn; het is principieel onmogelijk een
volledig model op te stellen. Verder is het van belang, je te
realiseren op welk schaalniveau je een probleem of onderwerp
beschouwt. Afhankelijk hiervan zijn verschillende manieren van
aanpak gewenst, en hebben je resultaten een verschillende betekenis.
Een algemeen model, dat in elke situatie toepasbaar is, houdt een
zeker abstractieniveau in, waarop alle situaties overeenkomsten
vertonen. Om een geschikte oplossing op een bepaalde  plaats op een
bepaald moment te vinden, zijn juist de niet algemeen geldende, maar
unieke omstandigheden de bepalende factor. Dit is een ander
schaalniveau en vergt een hierop toegespitste aanpak. 
(Dit met betrekking op het model, dat Kurt wil ontwikkelen. Alleen
ik begrijp niet zo goed wat je probeert te beschrijven met dit
model? ik neem niet aan dat je alle aspecten van de wereldwijde
economische, ecologische, sociale, politieke, culturele
omstandigheden wilt meenemen van wereld- tot lokale schaal? of is
het een methodologie, een aan te houden stappenplan bij
ontwikkelingsprojecten?)
Een voorbeeld van een methodologie, die is ontwikkeld met als basis
een algemeen geldend raamwerk, dat vervolgens in elke situatie op
een daar passende wijze wordt ingevuld, is het protocol-systeem, dat
gebruikt is voor het opzetten van biologische en geïntegreerde
landbouwsystemen. Dit is ondermeer toegepast in verschillende landen
van de EU, mede door Prof. E.A. Goewie, hoogleraar 'maatschappelijke
aspecten van de biologische landbouw' aan de WU. (zie voor een
beschrijving van de methode bijv. de publicatie van P. Vereijken in
het European Journal of Agronomy, 7, (1997) p. 235-250) Ook voor
deze methodologie geldt, dat ze in andere delen van de wereld er
anders uit zal zien, ook het raamwerk zal moeten worden bijgesteld. 
Maar is het niet juist het mooie van de wereld dat er diversiteit
bestaat, en geen eenvoud?


Ik zou graag van jullie horen, wat er nog meer te zeggen valt over
alles wat hier in mijn verhaal is langsgekomen, zowel voor als
tegen. De weg naar inzicht is lang en niet de makkelijkste, maar de
enige die niet vroeg of laat doodloopt. Samen komen we vast verder…

Met vriendelijke groeten,
Marieke Cieremans


Enkele voetnoten: 
ik gebruik uit principe inderdaad geen gsm, kijk zelden tv, koop
geen krant, rook niet, ga niet met de auto, eet geen
bio-industrie-vlees, koop zo mogelijk geen produkten waar misschien
GMO's inzitten, scheidt afval, heb zoveel mogelijk planten in en om
huis, gebruik bij voorkeur verantwoord geteeld of gebruikt hout en
zo weinig mogelijk kunststoffen, koop geen kiwi's uit Nieuw-Zeeland,
sperziebonen uit Egypte of appels uit de U.S.A., ook al zijn ze
allemaal EKO (terwijl ze in Nederland net honderden hectares
fruitbomen met overheidssubsidies hebben laten omploegen), enz. enz. 
Het blijkt echter vaak erg veel meer moeite te kosten, of soms zelfs
onmogelijk,  om te leven volgens dergelijke, duurzame principes,
grotendeels omdat het niet gebruikelijk is en in de huidige economie
niet de beste oplossing. Het is echter niet alleen een zaak van
internationale politiek en overheidsbeleid om hier verandering in te
brengen; de bevolking zelf heeft veel meer invloed dan ze vaak
denkt. Als iedereen massaal besluit de rommel niet meer te pikken,
die ons voorgeschoteld wordt, moeten producenten en handel wel met
een andere oplossing komen. Maar, hier zitten in de praktijk
natuurlijk heel wat haken en ogen aan… 
Het is wel duidelijk dat er nog veel onderzoek en voorlichting nodig
is en er geen kant-en-klare oplossing gevonden kan worden.



Over veganisme en vegetarisme, en de vaak gehoorde redenering, dat
het eten van vlees vanuit duurzaamheidsoogpunt onverantwoord is,
omdat het veel meer grondstoffen kost dan het eten van planten. 
	Dit principe gaat natuurlijk op, maar toch zijn hier enkele
kanttekeningen bij te plaatsen:
Dieren maken toch ongetwijfeld ook deel uit van onze natuurlijke
wereld? Als je in een duurzaam, complex voedselproduktiesysteem
dieren volledig buiten beschouwing laat, waar hebben ze dan nog een
plaats om te leven, en is het systeem wel volledig? 
En, waarschijnlijk kunnen ze ook hele nuttige functies vervullen in
een complex produktiesysteem, waardoor ze hun hogere 'kosten'
compenseren? 
Zo zijn er heel wat diersoorten, die voor ons niet verteerbare
planten met lage energie-inhoud kunnen omzetten in hoogwaardig
voedsel (bijv. koeien). Het is alleen de vraag, waar de balans ligt:
hoeveel en welke dieren zijn er op hun plaats in een evenwichtig
systeem? Het antwoord ligt, zoals altijd, besloten in natuurlijke
systemen. Aan dit evenwicht zou de mens zijn vleesconsumptie moeten
aanpassen, en het lijkt mij wel zeker dat die een stuk lager ligt
dan momenteel gebruikelijk is in het Westen…

Ter afsluiting mijn excuses aan degene, die dit stuk heeft ervaren 
als een ongewenste beslaglegging op zijn/haar brievenbus, tijd en
telefoontikken (gezien de opmerking van Frank?). 
Ik houd zelf ook helemaal niet van het ontvangen van grote
hoeveelheden inhoudsloze of dubbele informatie (ik werk met een
14k4-modem), dus hierbij het verzoek eventuele reacties of naar mij
persoonlijk te sturen, of naar de duurzaamlijst, maar niet beide,
want dan krijg ik het bericht met goede kans twee keer. En ook
liever niet teveel de originele tekst in de reply herhalen; een
doorlopend verhaal leest bovendien prettiger, dan steeds de nieuwe
zinnen tussen de oude tekst door te moeten zoeken.

Nogmaals vriendelijke groeten, en ik wacht op reacties!
Marieke

hmcieremans@wanadoo.nl


-----------------------------------------------------------------
De Duurzaamlijst: | Abonnement opzeggen? Stuur een E-mail aan:
voor nieuws,      | majordomo@ddh.nl en schrijf in het tekstdeel:
opinie en overleg | unsubscribe duurzaamlijst
-----------------------------------------------------------------
Meer over de Duurzaamlijst op http://www.ddh.nl/duurzaam